Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3211/TA, 4 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3211/TA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.T.G. van Wandelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 september 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 31 maart 2015 tot opschorting van klagers onbegeleide verloven.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het slachtoffer van klagers indexdelict heeft te kennen gegeven niet geïnformeerd te willen worden over klagers behandelverloop. Desondanks heeft de
inrichting bij het Informatiepunt Detentieverloop gecontroleerd of deze status nog ongewijzigd was. Eind maart 2015 heeft de inrichting van het Informatiepunt het bericht ontvangen dat het slachtoffer woonachtig is in hetzelfde postcodegebied als dat
van de inrichting. Dit is reden geweest om het verlof op te schorten. Uiteindelijk bleek de informatie van het Informatiepunt onjuist te zijn. Op grond van het vorenstaande wordt gesteld dat het verlof is opgeschort vanwege redenen die niet samenhangen
met de persoon van klager, waardoor klager in zijn beklag moet worden ontvangen; in dit verband wordt verwezen naar RSJ 22 september 2008, 08/1017/TA en RSJ 20 november 2008, 08/1600/TA. Het opschorten van het verlof was niet noodzakelijk voor de
bescherming tegen de gevaarlijkheid van klager en evenmin had klager de voorwaarden overtreden. Van belang is dat het slachtoffer niet geïnformeerd wilde worden over klagers behandelverloop en dat klager reeds vanaf 16 januari 2015 onbegeleid verlof
praktiseerde in Groningen. Alle verloven zijn goed verlopen. Er bestond derhalve geen grond voor opschorting. Hierbij komt dat aan de beslissing formele gebreken kleven, aangezien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 53, tweede lid onder b, Bvt
en artikel 54, tweede lid, Bvt. Gelet op het vorenstaande dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard. Nu het verlof twintig dagen opgeschort is geweest (waardoor klager inkomsten is misgelopen) en de beslissing lijdt aan formele gebreken wordt
verzocht klager een tegemoetkoming van € 250,= toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er was geen sprake van verlof dat een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, zodat tegen de opschorting van
het
verlof op grond van artikel 56, tweede lid, Bvt geen beklag openstaat. De omstandigheid dat het slachtoffer woonachtig is in hetzelfde postcodegebied als dat van de inrichting is, anders dan klager stelt, wel degelijk een omstandigheid die samenhangt
met de persoon van klager. In de uitspraken waarnaar klager heeft verwezen ging het om niet doorgaan van verlof als gevolg van personeelsgebrek. Hiervan is in klagers geval geen sprake. De beklagrechter heeft klager terecht niet-ontvankelijk verklaard
in zijn beklag. Nu de bestreden beslissing niet beklagwaardig is, kan evenmin geklaagd worden over formele gebreken van die beslissing. Bovendien kleven er geen formele gebreken aan de beslissing, omdat in de Bvt geen formele eisen zijn gesteld aan een
beslissing tot opschorting van (on)begeleid verlof. Overigens heeft de inrichting zeer zorgvuldig gehandeld en op goede gronden beslist om het verlof op te schorten. Na de opschorting heeft de inrichting getracht klagers vrijheden zo min mogelijk te
beperken door werkverloven onder begeleiding door te laten gaan. Direct nadat bleek dat de informatie over het postcodegebied van het slachtoffer onjuist was, is het onbegeleid verlof weer hervat.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 56, tweede lid onder a, van de Bvt staat beklag open tegen een beslissing van het hoofd van de inrichting tot intrekking van verlof als bedoeld in artikel 50, derde lid, van de Bvt indien het verlof op het moment dat het wordt
ingetrokken een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (waaronder RSJ 4 augustus 2005, 05/0785/TA) staat tegen een beslissing tot opschorting van verlof eveneens beklag open,
omdat opschorting rechtens hetzelfde gevolg heeft als intrekking van verlof.
Vast staat dat klager voor 31 maart 2015 elke dag onbegeleid naar zijn werk buiten de inrichting ging en dat hij na zijn werk weer terugkeerde naar de inrichting. Het onbegeleid verlof dat klager praktiseerde, had op het moment van opschorting dus geen
aaneengesloten periode van meer dan een week geduurd, zodat geen sprake is van een beslissing waartegen op grond van artikel 56, tweede lid onder a, van de Bvt beklag openstaat.

Volgens vaste jurisprudentie (waaronder de uitspraken waarnaar de raadsvrouw heeft verwezen) van de beroepscommissie kan evenwel over het niet doorgaan of intrekken/opschorten van kortdurende verloven worden geklaagd, indien die kortdurende verloven
min
of meer structureel niet zijn doorgegaan zonder dat daaraan individuele, specifiek op de desbetreffende verpleegde betrekking hebbende omstandigheden ten grondslag liggen. Hiervan kan onder meer sprake zijn als kortdurende (begeleide) verloven
meermalen
niet zijn doorgegaan als gevolg van personeelstekort.
Klagers verloven zijn opgeschort omdat de inrichting, op basis van informatie van het Informatiepunt Detentieverloop, het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie tijdens verlof als reëel had aangemerkt. De beroepscommissie is evenals de
beklagrechter van oordeel dat dit een individuele, op klager betrekking hebbende omstandigheid is, zodat tegen de ten gevolge van deze omstandigheid genomen beslissing tot opschorting van klagers verloven geen beklag openstaat. Het feit dat de
hierboven
beschreven omstandigheid buiten de invloedssfeer van klager lag en dat de informatie van het Informatiepunt Detentieverloop achteraf onjuist bleek te zijn, maakt niet dat sprake is van een voor beklag vatbare beslissing.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

Niets afdoende aan het vorenstaande overweegt de beroepscommissie het volgende. Indien het beklag is gericht tegen een beslissing die niet vatbaar is voor beklag, kan de beroepscommissie evenmin beoordelen of bij het nemen van die beslissing de formele
wettelijke vereisten in acht zijn genomen, nu over het enkele niet naleven van de formele vereisten niet apart kan worden geklaagd.
Meer in het algemeen overweegt de beroepscommissie dat de formele vereisten van artikel 53 en 54 van de Bvt ook gelden voor een beslissing tot opschorting van verlof, nu opschorting van verlof rechtens hetzelfde gevolg heeft als intrekking van verlof.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven