Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1552/GA, 22 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/1552/GA

 

Betreft:               [klager]                datum: 22 augustus 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Moszkovicz, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 mei 2017 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 augustus 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman

mr. O.R.R. Hetterscheidt, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC van de p.i. Zwolle.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 11 mei 2017, inhoudende

dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.            De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager had buiten geen problemen. Sinds januari 2017 verblijft hij in detentie. Hij verbleef eerst in de p.i. Leeuwarden. Klager kan zich niet vinden in hetgeen over hem gerapporteerd is. Sinds klager medicatie inneemt, is hij sloom geworden. Klager ervaart veel last van de medicatie: hij heeft overal spierpijn en  slaapt daardoor slecht. Verder heeft hij last van een stijve kaak en hij moet vaak overgeven. Klager werkt als reiniger op de afdeling en hij gaat goed om met het personeel en medegedetineerden. Hij vertrouwt de mensen. Het klopt dat klager een week geen warm eten heeft gegeten, omdat de smaak daarvan niet goed is. Hij heeft in plaats daarvan wel brood gegeten. Klager voelt zich veilig in zijn cel. Klager schreeuwt niet. Hij heeft geen kans gekregen om over de bijwerkingen te praten met de psychiater. Klager heeft overigens alleen met psychiater […]  gesproken. Klager heeft een paar dagen in een individueel programma doorgebracht.

Het is wenselijk dat klager antipsychotica inneemt. Dat het ziektebesef ontbreekt, maakt het logisch dat klager boos wordt als hij verplicht medicatie moet innemen, maar dat betekent niet dat sprake is van gevaar zoals bedoeld in de wet. Klager voelt zich ongelukkig in de detentiesituatie. Er is sprake van afzettend gedrag en niet meer dan dat. Nu er geen gevaar is als bedoeld in de wet, is niet voldaan aan het noodzakelijkheidscriterium.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is vanuit de p.i. Leeuwarden geselecteerd voor een PPC en dat betekent dat hij bekend is met psychische problemen. Klager was eerst geagiteerd, achterdochtig, veel boos en geladen. Klager zorgde in de avonden voor veel geluidsoverlast. De medegedetineerden hebben hierover geklaagd. Het gevaar bestaat eruit dat andere gedetineerden door klager geïrriteerd raken en dat er gevaar is voor klager. Er is geen incident gebeurd, maar er waren wel verontrustende signalen. Het gevaar is afgewend door klager af te zonderen. Klager wilde niet eten. Hij had een week helemaal niet gegeten, maar hij is niet naar het ziekenhuis gebracht. Klager heeft driemaal eerder een dwangdepot (b-dwang) gekregen, namelijk op 9 maart 2017, 20 april 2017 en begin mei 2017. Het effect daarvan was goed, maar de werking van een dwangdepot is kort. Daarom is na het derde depot ingezet op een a-dwangtraject. De dwangmedicatie heeft effect. Zo zit klager rustig en hij is in contact zonder geagiteerd te zijn. Klager heeft minimaal met twee psychiaters gesproken en hiervoor wordt verwezen naar hun oordelen in het dossier.

 

3.            De beoordeling

De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. In navolging van het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw heeft de directeur de verklaringen van die psychiaters overgelegd. Voorts is een uittreksel uit klagers behandelplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van dwangbehandeling met medicatie ten aanzien van klager is vermeld.

Uit de verklaringen van de psychiaters en het uittreksel van het behandelplan komt het volgende naar voren. Klager is bekend met een paranoïd-psychotisch toestandsbeeld. Klager is achterdochtig en afwerend in contact. Klager schreeuwt vaak naar personeel en medegedetineerden. Als hij alleen in zijn cel is, is hij vaak geladen (gebalde vuisten en strak gezicht). Minder ingrijpende middelen, zoals het afzonderen om prikkels te verminderen of het aanbieden van een individueel programma, werken onvoldoende. Klager weigert medicatie in te nemen. Sinds zijn verblijf in het PPC van de p.i. Zwolle heeft hij driemaal een b-dwangbehandeling gehad vanwege zijn psychotische ontregeling en toenemende agitatie. Na zo een (kortwerkend) b-dwangdepot gaat het enige tijd beter met klager. Hij blijft echter wel medicatie weigeren, waarna hij weer afglijdt. Zo is er geen perspectief op herstel. Klager heeft ook enige tijd niet gegeten. Zonder antipsychotische behandeling is er gevaar voor agressie van anderen en verwaarlozing. Er bestaat een causaal verband tussen gevaar en stoornis.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager een psychiatrische stoornis heeft, dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder c en d van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is het voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. J.A.M de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S Dwarka, secretaris, op 22 augustus 2017.

 

Naar boven