nummer: 15/3625/GM
betreft: [klager] datum: 11 maart 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 oktober 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. De Schie zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2016, gehouden in de p.i. Vught, te worden gehoord. Klager heeft afstand gedaan van de mogelijkheid te
worden gehoord. De raadsvrouw van klager, mr. E.A. Blok, en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. De Schie hebben laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 september 2015, betreft:
a. het niet adequaat reageren op klagers klachten over de voetzolen;
b. de weigering klager arbeidsongeschikt te verklaren in verband met de verkeerde voetzolen en stofallergie
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager heeft zich op 5 augustus 2015 ziek gemeld, omdat hij niet tegen het stof in de werkzaal kan. Tot 22 september 2015 heeft klager niet gewerkt. De inrichtingsarts reageert niet adequaat op klagers
klachten. Klager moet gewone schoenen dragen en heeft veel pijn. Drie maanden later in het ziekenhuis ziet men direct dat de schoenen niet goed zijn. Klager moet wachten tot de nieuwe schoenen gereed zijn en mag ondertussen geen slippers dragen op de
werkzaal.
Klager heeft tot op heden viermaal verkeerde zooltjes van het ziekenhuis ontvangen. Er wordt onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij zijn klacht. Door het ontbreken van goed schoeisel ondervindt klager veel last tijdens het verrichten van
werkzaamheden.
De inrichting is verantwoordelijk voor goede arbeidsomstandigheden. Hij wacht al sinds begin 2014 op goed afgemeten zooltjes en schoenen. Hij is hiervoor afhankelijk van de medische dienst.
Huisstofmijt kan zich ook op de werkvloer bevinden. Klager heeft last van huisstofmijt. Hiervoor worden door de medische dienst geen oplossingen aangeboden. De medische dienst stelt dat de door klager opgegeven redenen geen medische redenen zijn om hem
arbeidsongeschikt te verklaren, omdat het verrichten van arbeid met enige aanpassingen goed mogelijk moet zijn. Klager vraagt zich af waarom de medische dienst niet voor deze aanpassingen zorgdraagt. Zolang dit niet is geregeld dient klager
arbeidsongeschikt te worden verklaard.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Op 3 december 2015 is gebleken dat de schoenzolen van klager inderdaad te smal waren. De orthopedisch schoenmaker probeert op zeer korte termijn dit te herstellen. Vanuit de medische dienst is
nooit gezegd dat klager geen schoenen meer moet dragen tot hij over de juiste zooltjes en schoenen beschikt. Klager is geadviseerd vooral schoenen en slippers te dragen die de minste klachten geven. Vanuit de afdeling komt de opmerking dat klager
gewoon
gaat voetballen met zijn schoenen aan. Dat strookt niet met de klachtenpresentatie tijdens de consulten, waarbij de medische dienst zijn voeten bijna niet eens kan onderzoeken omdat hij zoveel pijn heeft. Laboratoriumonderzoek van 30 september 2015
toont een milde reactie op huisstofmijt en een zeer milde reactie op graspollen. Klager heeft op 23 september 2015 voor het eerst gerapporteerd over klachten van allergie. Klager is een aantal maal door de medische dienst beoordeeld, maar de klachten
die hij zegt te hebben, zijn nooit geobjectiveerd. Er is als proef gestart met fexofenadine. Hierna heeft klager geen klachten meer aangegeven of terugkoppeling gegeven op de werking hiervan. De medische dienst ziet geen reden klager arbeidsongeschikt
te verklaren.
3. De beoordeling
a.
Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier van klager, is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichtingsarts adequaat heeft gehandeld ten aanzien van klagers voetklachten. Klager is veelvuldig gezien en onderzocht door de medische
dienst. Niettemin zijn er kennelijk problemen geweest met het aanmeten van de juiste zooltjes. Uit de stukken is niet aannemelijk geworden dat de medische dienst hiervan een verwijt treft. Klager is onder de aandacht van de orthopedisch schoenmaker en
podoloog van het ziekenhuis. Klager kan binnen het kader van het medisch beklagrecht dat enkel is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts, hier niet over klagen. Mitsdien dient klagers klacht in zoverre ongegrond worden verklaard.
b.
De inrichtingsarts verwijst naar het laboratoriumonderzoek waaruit blijkt dat klager een milde reactie toont op huisstofmijt en een zeer milde reactie op graspollen. De beroepscommissie merkt nog op dat stofallergie in de betekenis die klager eraan wil
geven niet bestaat. Wel kan een persoon allergisch zijn voor bepaalde elementen in stof. Gelet op het voormeld onderzoek heeft de inrichtingsarts terecht kunnen overwegen klager niet arbeidsongeschikt te verklaren. In klagers voetklachten heeft de
medische dienst evenmin aanleiding hoeven te zien hem arbeidsongeschikt te verklaren. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat arbeid in de inrichting een andere functie en karakter heeft dan arbeid in de vrije maatschappij. Arbeid dient
(mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de inrichting kunnen worden verricht dient de inrichtingsarts een zelfstandige afweging te maken over de arbeids(on)geschiktheid van de
gedetineerde. Het handelen van de inrichtingsarts kan in deze niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2016
secretaris voorzitter