nummer: 15/3208/GM
betreft: [klager] datum: 11 maart 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 september 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i.Sittard zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 5 februari 2016, gehouden in de p.i. Vught te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij
daarvan geen gebruikgemaakt. De inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 juli en 25 augustus 2015, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager kan niet werken in de werkzaal. Buiten is hij ook arbeidsongeschikt verklaard, alsook in de p.i. Roermond. In de huidige inrichting moet klager echter werken, wat de psycholoog van de p.i. Roermond ook zegt.
Klager is zwaar depressief en wil een psycholoog van buiten die hem onderzoekt.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. De redenen van het PMO van de p.i. Roermond om klager arbeidsongeschikt te verklaren, zijn niet van toepassing op de huidige situatie van klager. Er is sprake van voortschrijdend inzicht.
Klager
is gezien door de psycholoog die hem in staat acht de opgedragen werkzaamheden uit te voeren.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in de inrichting een andere functie en karakter heeft dan arbeid in de vrije maatschappij. Arbeid dient (mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven. Afhankelijk van de aard van de
werkzaamheden die in de inrichting kunnen worden verricht dient de inrichtingsarts een zelfstandige afweging te maken ten aanzien van de arbeids(on)geschiktheid van de gedetineerde. De omstandigheid dat een gedetineerde buiten detentie geheel of
gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard betekent dus niet dat dit oordeel binnen detentie dient te worden nagevolgd. Daarbij kan het voorkomen dat voortschrijdend inzicht er toe kan leiden dat een eerder tijdens detentie afgegeven
arbeidsongeschiktheidsverklaring wordt ingetrokken. Uit de stukken waaronder het medisch dossier van klager, is gebleken dat klager meerdere keren voor zijn klachten is gezien door de arts en psycholoog. Klager is besproken in het PMO die hem op
psychische en medische gronden niet arbeidsongeschikt acht.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2016
secretaris voorzitter