Nummer: 17/1391/TA
Betreft: [klager] datum: 28 juni 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Oldenburg, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 april 2017 genomen beslissing van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juni 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M. Oldenburg, en namens het hoofd van de inrichting […], juridisch medewerker bij voormelde inrichting.
Als toehoorder was aanwezig, […], stagiaire bij de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 26 april 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht.
Klager is niet gehoord alvorens is beslist tot de onderhavige a-dwangbehandeling. Een dergelijke beslissing is ingrijpend. Voorts is de zogenaamde onafhankelijke psychiater niet echt onafhankelijk, omdat deze in dienst is van de inrichting. Klager wil geen Cisordinol; niet vrijwillig en niet onder dwang. Hij is niet agressief, hij vormt geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van zichzelf dan wel voor de algemene veiligheid voor personen of goederen. Hij heeft alleen problemen met het vorige hoofd behandeling en dit wordt door de inrichting een waan genoemd. Klager ontkent bedreigingen te hebben geuit naar het voormalig hoofd behandeling. Ook is onduidelijk waarom het uiten van bedreigingen vanuit een waan zou leiden tot agressief gedrag. De behandelaren zijn slechts bang voor agressief gedrag in de toekomst. De schorsingsvoorzitter van de Raad heeft in 17/1375/STA ook overwogen dat de bestreden beslissing summier is gemotiveerd.
Klager is bereid Seroquel in te nemen. Deze medicatie heeft hij altijd gehad en hij voelde zich er prima bij. Klager vindt eventuele verhoging van de dosis Seroquel ook prima. Hij heeft bij Seroquel weinig last van bijwerkingen. Dat had hij wel bij de inname van Cisordinol. Hij kon er niet van slapen, kreeg stuiptrekkingen en zijn familie vond dat hij achteruit was gegaan. Het was het ergste middel dat hij ooit had gehad.
Inmiddels krijgt klager Zyprexa, maar klager vindt dat daarmee gestopt moet worden. Hij wil geen medicijnen in zijn lichaam die hij niet wil.
Door en namens het hoofd van de inrichting is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft enige tijd in het Pieter Baan Centrum (PBC) verbleven voor een second opinion. Het PBC berichtte de inrichting op een gegeven moment dat klager zei dat hij iemand zou moeten vermoorden. Na zijn terugkomst in de inrichting uitte klager duidelijke bedreigingen naar het hoofd behandeling. Klager beschuldigde het hoofd behandeling ervan een relatie met een collega te hebben en hij dacht dat het hoofd behandeling hem wilde vergiftigen en het hele behandelteam tegen hem had opgezet. Klager zei ook: “als het tussen mij en hem gaat, dan kies ik voor mezelf”.
De inrichting is van mening dat klager Cisordinol dient te krijgen, omdat klagers waansysteem dusdanig is ontwikkeld dat Seroquel niet afdoende werkt om het te bestrijden. Na de uitspraak op het schorsingsverzoek heeft klager gezegd dat hij instemde met orale inname van de medicatie. Die inname vindt nog wel plaats in het kader van een dwangbehandeling. Omdat klager zei niet te kunnen slapen en andere medicatie te willen, is gekeken of Zyprexa kon worden voorgeschreven. Hiervoor is nodig dat de bloedspiegels worden gecontroleerd, maar dit wilde klager niet. Cisordinol is thans nog steeds het meest geschikte middel voor klager. Sinds 31 mei 2017 is geen sprake meer van dwangmedicatie.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van een acuut dreigend gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.
Anders dan klager stelt, volgt uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing dat klager voorafgaand aan oplegging van de maatregel is gehoord. Het hoofd van de inrichting heeft de beslissing tot toepassing van
a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. Het hoofd van de inrichting heeft de verklaringen van de twee psychiaters overgelegd. De beroepscommissie stelt ambtshalve vast dat de handtekening onder de verklaring van de psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken was dezelfde handtekening is als die onder de verklaring van de behandelend psychiater. De beroepscommissie zal hier geen gevolg aan verbinden en volstaan met deze constatering, nu klager hierover niet heeft geklaagd en de beroepscommissie voldoende aannemelijk acht dat de verklaring daadwerkelijk is opgesteld door een onafhankelijke psychiater. In dit verband merkt de beroepscommissie op dat het feit dat de niet bij de behandeling betrokken tweede psychiater werkzaam is bij dezelfde inrichting als de behandelend psychiater in het licht van de uitspraak van de Hoge Raad van 8 november 2013 (ECLI:NL:HR:2013:1138) geen belemmering hoeft te zijn.
Voorts heeft het hoofd van de inrichting het behandelingsplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling is vermeld.
Uit de verklaringen van de psychiaters, het behandelingsplan en de mededeling van de bestreden beslissing blijkt het volgende. Klager is gediagnosticeerd met een waanstoornis, gemengd type, en een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, schizoïde, narcistische en borderline trekken. Hij heeft een uitgebreid waansysteem ontwikkeld dat vooral zijn vroegere afdeling en zijn voormalige hoofd behandeling betreft. Hij is ervan overtuigd dat de inrichting hem kwaad wil doen en hem probeert te vergiftigen. Hij heeft expliciete bedreigingen uitgesproken naar het hoofd behandeling. Uit het verleden is bekend dat hij in psychotische toestand daadwerkelijk agressief kan worden. Volgens de inrichting bestaat derhalve gevaar voor de gezondheid of veiligheid van klager, van anderen dan klager en de algemene veiligheid van personen of goederen. Ook een mogelijke resocialisatie wordt door klagers psychose in de weg gestaan. Ervan uitgaande dat hij de voorgeschreven dosis Seroquel innam, moest de inrichting concluderen dat dit zijn wanen onvoldoende verhielp.
Klager weigerde vrijwillige inname van Cisordinol als antipsychotische medicatie.
Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit zijn psychische stoornis gevaar veroorzaakt en dat zonder geneeskundige behandeling dit gevaar niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is het voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van het hoofd van de inrichting bij klager een a-dwangbehandeling toe te passen, kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 28 juni 2017
secretaris voorzitter