Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0922/GA, 10 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/922/GA

 

betreft:               [klager]                datum: 10 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 maart 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juni 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos en […], juridisch medewerker van de locatie Zuyder Bos.

 

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

               

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen ingaande 25 juli 2016, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught (2016/601).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager had niet afgezonderd moeten worden. Hiertoe was geen reden. Piw-er […] en oud-p.i. vestigingsdirecteur […] waren op de hoogte van het feit dat op 23 juli 2016 vliegtuigjes zouden overvliegen. […] heeft hierover die ochtend getwitterd. Klager verbleef op afdeling E0. De gedetineerden van afdeling E1 zijn ook naar de luchtplaats gekomen om naar de vliegtuigjes te kijken. Het personeel heeft de deuren van de afdelingen opengezet. Klager had geen toegang tot die andere afdeling, dus zij moeten het van het personeel hebben gehoord. Klager heeft iedere dag rond 09.30 uur telefonisch contact met zijn advocaat […]. Op die ochtend heeft zijn advocaat aan klager verteld dat zij had gehoord dat die middag twee vliegtuigjes over de p.i. Zuyder Bos zouden vliegen om aandacht te vragen voor de situatie van klager. Klager vernam van zijn raadsvrouw dat er door de burgemeester toestemming was verleend om vliegtuigjes te laten overvliegen. Klager heeft die middag tijdens het luchtmoment twee vliegtuigjes zien overvliegen, waarvan één met een banner met een tekst over hem. Op het moment dat het luchten werd beëindigd, was klager in de tuin aan het werk. Hij heeft niet geweigerd om naar binnen te gaan, maar heeft wel om uitleg gevraagd. Klager heeft voor zijn gedrag op de luchtplaats niettemin een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in eigen cel gekregen. Vervolgens is hem op 25 juli 2016 een ordemaatregel opgelegd voor de duur van veertien dagen en is hij daarvoor overgebracht naar de p.i. Vught. Het is onduidelijk wat er is onderzocht en waarom de maatregel de volle veertien dagen moest duren. Dat is niet toegelicht door de directeur. Verder is onduidelijk waarom het noodzakelijk was klager daarvoor over te plaatsen naar een andere inrichting. Het zou makkelijk te achterhalen moeten zijn wie in de vliegtuigjes hebben gezeten en of klager het overvliegen daarvan geïnitieerd heeft of daar anderszins bij betrokken was. De melding van 23 juli 2016 lijkt op een afgerond onderzoek. De tekst hiervan is gebruikt als motivering om klager extern over te plaatsen. Het lijkt erop dat de directeur een stok heeft gevonden om de hond te slaan. Negens blijkt uit dat klager dreigend is geweest op de luchtplaats. Hij is ook niet onhoffelijk geweest. Vanaf het moment dat klager in Zuyder Bos verbleef, is zijn verblijf daar moeilijk gemaakt. Daar past het opleggen van deze ordemaatregel bij. Ze wilden hem kwijt. 

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De directeur wist absoluut niet dat de vliegtuigjes zouden overvliegen. De directeur en medewerkers hebben geen Twitter-account. Hem is niet bekend dat (oud)medewerkers in de vliegtuigjes zaten of betrokken waren bij dit initiatief. De maatregel is opgelegd vanwege het onderzoeksbelang. Hiervoor zijn gesprekken gevoerd met het personeel. Ook is social media onderzocht. De betrokkenheid van klager, medegedetineerden en eventueel van personeel is onderzocht. Van het onderzoek is geen verslag gemaakt. De termijn van veertien dagen was nodig om grondig onderzoek te doen. De directeur is het eens met de uitspraak van de schorsingsvoorzitter van 1 augustus 2016 dat een onderzoek als het onderhavige met de grootste spoed moet worden uitgevoerd, maar dat moet ook met de grootste zorgvuldigheid gebeuren. Het doel van het onderzoek was om de rol van klager voor, tijdens en na  de ‘vliegshow’ te onderzoeken. De uitslag van het onderzoek is dat er een algeheel gevoel van onveiligheid was. De relatie tussen klager en het personeel was verstoord. Klager benaderde het personeel respectloos en hij ziet zichzelf als leider van de afdeling. Met de ‘vliegshow’ over de luchtplaats is dat gevoel versterkt. De directeur meent dat klager bij die actie betrokken was. De inhoud van het meldingsrapport van 26 juli 2016 is slechts een deel van de uitslag van het onderzoek. Daarna zijn nog meer gesprekken gevoerd. Uit het onderzoek is niet vast komen te staan wie de ‘vliegshow’ georganiseerd heeft en of klager daarbij betrokken was. Wel meent de directeur dat klager hiervan vooraf op de hoogte was. Ook andere gedetineerden waren hiervan vooraf op de hoogte. Er waren meer gedetineerden op de luchtplaats dan normaal. Het personeel was vooraf niet op de hoogte en de sfeer was bedreigend. De directeur heeft in overleg met de selectiefunctionaris besloten de maatregel extern ten uitvoer te leggen. De confrontatie met medegedetineerden en medewerkers moest vermeden worden in het kader van het onderzoek en de orde en rust en veiligheid op de afdeling. Klager heeft in de p.i.Vught niet in afzondering verbleven maar op het individueel regime van de BPG-afdeling.

 

3.            De beoordeling

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw, in verbinding met artikel 23, eerste lid onder a, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde voor de duur van ten hoogste twee weken in afzondering te plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.

Vaststaat dat op 23 juli 2016 twee vliegtuigjes een aantal keren relatief laag over de luchtplaats hebben gevlogen terwijl gedetineerden aan het luchten waren, onder wie klager. Eén vliegtuig was voorzien van een banner met daarop klagers naam vermeld. Nu de directeur hiervan vooraf niet op de hoogte was en gezien de inhoud van de rapporten die hierover opgemaakt zijn, oordeelt de beroepscommissie dat de orde en veiligheid in de inrichting en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in het geding waren. De beroepscommissie acht het begrijpelijk en ook aangewezen dat de directeur onderzoek heeft gedaan naar de rol van klager, nu zijn naam op een banner vermeld stond. In het kader van dit onderzoek kon de directeur in redelijkheid beslissen om klager – na zijn disciplinaire straf – per 25 juli de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel op te leggen.

Ten aanzien van de externe tenuitvoerlegging van de onderhavige ordemaatregel in de p.i. Vught heeft de directeur aangevoerd dat dit noodzakelijk was voor het onderzoek, alsmede in het kader van de orde, rust en veiligheid op de afdeling. De beroepscommissie overweegt dat de directeur in het kader van het onderzoek naar de betrokkenheid van medewerkers bij het onderhavige incident in redelijkheid kon beslissen om de ordemaatregel extern ten uitvoer te leggen.

Met betrekking tot de duur van de maatregel overweegt de beroepscommissie als volgt. In  de memorie van toelichting op de Pbw staat – voor zover hier van belang – het volgende: “[…] Afzondering is te onderscheiden van oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een (straf)cel. Een ordemaatregel duurt voor zolang zij noodzakelijk is en dient te worden beëindigd zodra dit mogelijk en verantwoord is.[…]”. Anders gezegd, een ordemaatregel wordt niet ten uitvoer gelegd voor de duur waarvoor hij is opgelegd: maar de directeur dient tussentijds te toetsen of voortduring van de maatregel noodzakelijk is.

In dit geval is niet gebleken van enige tussentijdse toetsing. Ter zitting is evenmin toegelicht waarom het noodzakelijk was de maatregel voor de duur van veertien dagen ten uitvoer te leggen en waarom het noodzakelijk was de maatregel die gehele termijn extern ten uitvoer te leggen. Zo is niet toegelicht welke onderzoekshandelingen zijn gedaan na 1 augustus 2016, noch welk ander belang de voortduring van de maatregel diende. Evenmin  is een verslag van het onderzoek of enig ander resultaat beschikbaar gebleken. Derhalve oordeelt de beroepscommissie dat de duur van de maatregel onredelijk lang is geweest.

De beroepscommissie zal het beroep daarom gedeeltelijk gegrond verklaren alsook het onderliggend beklag, voor zover dit ziet op de periode dat de maatregel na 1 augustus 2016 heeft voortgeduurd. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij beslist als volgt.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gedeeltelijk gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=. Voor het overige is het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 10 augustus 2017.

 

 

 

                secretaris            voorzitter

Naar boven