Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1407/TA, 1 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1407/TA

 

betreft:               [klager]                datum: 1 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Hoogenraad, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 24 april 2017 van de beklagcommissie bij FPC De Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. W.S. Korteling, een kantoorgenoot van klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], juridisch medewerker en […], zorgmanager.

 

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het gebruik van een vrijheidsbeperkend middel (handboeien) tijdens uitsluitmomenten (PV 2017/001) en de voortzetting hiervan na terugkomst van klager uit het Pieter Baan Centrum (PBC) (PV 2017/005).

 

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Nadat hij vanuit FPC Veldzicht (hierna: Veldzicht) werd overgeplaatst naar FPC De Pompestichting (hierna: de Pompestichting), locatie Vught, heeft hij aanvankelijk zonder boeien kunnen functioneren in de locatie Vught. Nadat het personeel een brief van Jeugdzorg aan hem had voorgelezen, is hij boos geworden. Hij heeft geen geweld gebruikt. Ook gedurende zijn tijdelijke verblijf in het PBC werd klager niet geboeid en verbleef hij alleen op een separeerafdeling. Klager vraagt zich af waarom dit in de locatie Vught niet wordt geprobeerd. Na terugkomst uit het PBC werd hij in de locatie Vught meteen weer geboeid.

Klager vindt het boeienregime niet gerechtvaardigd, zeer denigrerend en discriminerend. De reden van het boeienregime zou zijn gelegen in de incidenten die ooit in Veldzicht hebben plaatsgevonden en de bedreigingen die klager zou hebben geuit naar het personeel in de locatie Vught. Klager ontkent echter bedreigingen geuit te hebben; dit wordt alleen zo opgevat door de inrichting. Uit het dossier blijkt ook niet concreet welke bedreigingen hij zou hebben geuit. Voorts volgt uit de wettelijke aantekeningen dat het contact tussen klager en het personeel goed is en klager zich aan de regels houdt. Zijn hygiëne is goed en er hebben zich geen incidenten voorgedaan.

Uit RSJ 27 augustus 2015, 15/1292/GA volgt dat het van groot belang is dat duidelijkheid wordt geboden omtrent de gevolgen en dat inzicht wordt geboden in de belangenafweging van de directeur. Voorts volgt uit voormelde uitspraak dat perspectief dient te worden geboden door uit te leggen welke verandering in gedrag wordt verwacht voordat tot stopzetting van het handboeienregime kan worden overgegaan. Klager is van mening dat dit onvoldoende is gebeurd. Sinds kort wordt gesproken over stapsgewijze afbouw van het boeienregime, maar dit wil klager niet omdat hij stapsgewijze afbouw als een vorm van machtsmisbruik ziet. Klager vindt dat een ‘stapje voor stapje’ benadering voor kinderen is. Hij wil als volwassene worden behandeld en dat de boeien er in één keer volledig afgaan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Nadat klager in Veldzicht twee incidenten had veroorzaakt en hij op 11 december 2015 op de zeer intensieve specialistische zorgafdeling (ZISZ-afdeling) van de locatie Vught werd geplaatst, is beslist tot toepassing van het handboeienregime. Op 3 maart 2016 is het boeienregime opgeheven. Nadat klager echter bedreigingen had geuit naar aanleiding van een binnengekomen brief van Jeugdzorg, welke door het personeel aan hem werd voorgelezen, is op 13 oktober 2016 wederom beslist tot toepassing van het boeienregime. Begin 2017 is klager zeven weken ter observatie opgenomen in het PBC. Na zijn terugkomst in de inrichting is het boeienregime weer voortgezet.

Het is voor het personeel lastig werken met klager, omdat klager het personeel verantwoordelijk houdt voor beslissingen van anderen, zoals bijvoorbeeld beslissingen van Jeugdzorg. Om die reden is ervoor gekozen steeds drie dezelfde personeelsleden (de behandelcoördinator, de zorgmanager en de maatschappelijk werker) mededelingen aan klager te laten doen. De bedreigingen die klager uit, gaan heel erg ver. Men weet, gezien de eerdere incidenten in Veldzicht, hoe berekenend klager te werk kan gaan.

Gedurende zijn verblijf in het PBC hoefde klager niet geboeid te worden, omdat men een hele afdeling voor hem had vrij gemaakt en het PBC twee personeelsleden voor de beveiliging van klager en twee personeelsleden voor de begeleiding van klager beschikbaar had. Klager kon hierdoor, binnen de muren van het PBC, vrijwel alles doen wat hij wilde. Het is niet mogelijk een dergelijke omgeving in de locatie Vught te creëren.

De voortduring van het boeienregime wordt wekelijks getoetst tijdens het multidisciplinair behandeloverleg. De expertise hiervoor is in huis. Naar aanleiding van de beklagzaak is drie weken geleden nogmaals gekeken naar de voortduring van het boeienregime. Omdat klager vriendelijker in het contact was, is aan hem voorgesteld stapsgewijs de boeien af te bouwen. Het voorstel was klager als eerste stap niet langer te boeien bij korte contactmomenten aan de deur. Maar klager wilde dit niet; hij gaf aan het boeienregime meteen eraf te willen en niet mee te zullen werken aan stapsgewijze afbouw.

 

3.            De beoordeling

Uit artikel 30, eerste lid, Bvt volgt dat het hoofd van de inrichting bevoegd is jegens een verpleegde geweld te gebruiken of vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting, de uitvoering van een bij of krachtens deze wet genomen beslissing, de voorkoming van de onttrekking van een verpleegde aan het op hem uitgeoefende toezicht en de uitvoering van in dat artikel omschreven beslissingen van de rechter-commissaris of de officier van justitie.

Nadere regels als bedoeld in artikel 30, vierde lid, Bvt zijn gesteld in de Geweldsinstructie inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden. Uit artikel 1, aanhef en onder f. onder 1°, van de Geweldsinstructie volgt dat handboeien worden aangemerkt als een vrijheidsbeperkend middel. Ter zake van de toepassing van een vrijheidsbeperkend middel, anders dan voor een geweldsmiddel, is geen hoor- en of mededelingsplicht vastgelegd. Wel dient de toepassing van het vrijheidsbeperkende middel noodzakelijk te zijn met het oog op een van de belangen als vermeld in artikel 30, eerste lid, Bvt.

Uit de stukken volgt dat klager op 11 december 2015 (voor de tweede maal) op de ZISZ-afdeling van De Pompestichting, locatie Vught, werd geplaatst nadat in Veldzicht twee fysiek agressieve incidenten hadden plaatsgevonden; op 5 augustus 2015 had klager een personeelslid geschopt en geslagen en op 4 december 2015 had hij een personeelslid meermaals met een potlood in het gelaat en de hals gestoken. Klager had en heeft geen spijt van de incidenten en legt de schuld buiten zichzelf. Hij heeft aangegeven ‘ik kan twintig jaar gewoon en gezellig doen, maar als ik mijn kans zie, zal ik hun kop splashen’. Voor het incident had klager maandenlang de schijn opgehouden en was hij vriendelijk naar het desbetreffende personeelslid.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt verder naar voren dat klager sinds zijn verblijf op de ZISZ-afdeling in de locatie Vught wekelijks bedreigingen uit naar de behandelcoördinator, de zorgmanager en de maatschappelijk werker. Klager heeft een hoop onvrede waar hij het personeel voor verantwoordelijk houdt en hij heeft  aangegeven ‘dat daar mensen voor plat zullen gaan’. Op 3 maart 2016 is het boeienregime opgeheven maar na een incident waarbij klager boos werd toen een personeelslid een brief van Jeugdzorg over zijn zoon voorlas, is het boeienregime op 13 oktober 2016 weer voortgezet.

Begin 2017 heeft klager zeven weken ter observatie in het PBC verbleven. Na zijn terugkomst in de inrichting op 31 maart 2017 is het boeienregime weer voortgezet.

De beroepscommissie stelt voorop dat de toepassing van een (voortdurend) handboeienregime ingrijpend is voor een verpleegde, zeker naarmate de duur ervan toeneemt. In het onderhavige geval is de beroepscommissie, gelet op de zeer ernstige incidenten die hebben plaatsgevonden in Veldzicht, de omstandigheid dat klager in staat is berekenend te werk te gaan, hij bepaalde personeelsleden verantwoordelijk houdt voor beslissingen van anderen en hij wekelijks bedreigingen uit, van oordeel dat het gebruik van handboeien tijdens uitsluitmomenten en de voortzetting daarvan na terugkomst van klager uit het PBC, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de voortduring van het handboeienregime wekelijks wordt getoetst en de inrichting tracht toe te werken naar stapsgewijze afbouw van de handboeien en daarbij tracht uit de inmiddels ontstane impasse met klager te komen. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

4.                            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A van Holten, voorzitter, mr. drs. J.P. Meesters en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 augustus 2017

 

                                                                

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven