Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4353/GB, 1 maart 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/4353/GB

Betreft: [klaagster] datum: 1 maart 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. F.J. Soriano, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 18 december 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klaagster is sedert 11 juni 2014 gedetineerd. Zij verbleef in het PPC van de locatie Zwolle Zuid 2, een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling).
Op
6 november 2015 is zij overgeplaatst naar het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Op 29 januari 2016 is zij weer teruggeplaatst naar het PPC van de locatie Zwolle Zuid 2.

3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster stelt dat de bestreden beslissing onvoldoende en daardoor ondeugdelijk is gemotiveerd omdat in de overwegingen de wens van klaagster elders te worden geplaatst niet is betrokken noch duidelijk is gemaakt waarom het PPC van de p.i. Amsterdam
Over-Amstel betere mogelijkheden (dan een andere p.i.) zou bieden ter begeleiding en zorg van klaagster. In de bestreden beschikking wordt aangegeven dat de door klaagster gewenste inrichtingen niet over een PPC afdeling beschikken.
De door klaagster als voorkeur aangegeven p.i. Maastricht beschikt, in tegenstelling tot wat de selectiefunctionaris stelt, wel over een PPC-afdeling. Klaagster stelt verder dat zij direct na aankomst in de p.i. Amsterdam Over-Amstel op de
crisisafdeling is geplaatst zonder dat daaraan een aparte beslissing is voorafgegaan. De plaatsing op de crisisafdeling wordt in de bestreden beslissing niet onderbouwd terwijl dit onder de verantwoordelijkheid van selectiefunctionaris heeft
plaatsgevonden. De bestreden beslissing is daardoor gebaseerd op feitelijke onjuistheden en om die reden ondeugdelijk gemotiveerd. Klaagster verzoekt haar te compenseren voor de tijd die zij onrechtmatig in de crisisplaatsing heeft doorgebracht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster is geïndiceerd voor plaatsing in een PPC. Een langer verblijf in het PPC van de locatie Zwolle Zuid 2 werd, na diverse interne overplaatsingen, onhoudbaar geacht vanwege grensoverschrijdend gedrag naar andere gedetineerden en personeelsleden.
Om deze reden was een verplaatsing naar een ander PPC met een bestemming voor vrouwen noodzakelijk. De inrichtingen waar klaagster geplaatst wenst te worden hebben geen PPC-regime. De enige twee PPC’s met een bestemming voor vrouwen bevinden zich in
Zwolle en Amsterdam. Een crisisafdeling is een interne differentiatie. De directeur van de p.i. Amsterdam Over-Amstel is verantwoordelijk voor een plaatsing op een dergelijke afdeling. Op basis waarvan geconcludeerd wordt dat de selectiefunctionaris
hierover zou moeten beslissen is onduidelijk.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klaagster inmiddels weer is teruggeplaatst naar het PPC van de locatie Zwolle Zuid 2 en derhalve niet langer in het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel verblijft, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens
klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2 In artikel 20c van de Regeling wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek,
verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist. Uit de stukken volgt dat ten aanzien van klaagster een indicatie
geldt
voor plaatsing in een PPC. Uit het selectieadvies blijkt dat klaagster zowel een ernstige psychiatrische dan wel psychotische stoornis heeft en daarnaast last heeft van schizofrenie.

4.3 Klaagster heeft op 22 april 2015 om overplaatsing verzocht nu een langer verblijf in de locatie Zwolle Zuid 2 niet langer door haar werd gewenst. Uit het selectieadvies van de directeur van het PPC van de locatie Zwolle Zuid 2 van 5 november
2015 blijkt dat een langer verblijf aldaar onhoudbaar werd geacht omdat klaagster regelmatig grensoverschrijdend gedrag vertoonde naar andere gedetineerden en personeelsleden. Naar aanleiding daarvan heeft de selectiefunctionaris op 18 december 2015
besloten klaagster over te plaatsen naar het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Nu naast het PPC van de locatie Zwolle Zuid 2 het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel als enige is aangewezen als een PPC bestemd voor vrouwen, kan de beslissing van
de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De p.i. Maastricht heeft haar deuren gesloten en overplaatsing naar die inrichting is derhalve, in tegenstelling tot wat
klaagster heeft gesteld, geen optie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Aan klaagster komt geen tegemoetkoming toe.

4.4 Voor zover het beroep zich ook richt tegen de plaatsing op de crisisafdeling in het PPC van de p.i. Amsterdam merkt de beroepscommissie op dat het plaatsen van klaagster op een crisisafdeling een interne differentiatie is, waartegen beklag
openstond. In dit beroep komt de crisisplaatsing niet aan de orde.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van de Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 1 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven