nummer: 15/4053/GA
betreft: [klager] datum: 24 februari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,
gericht tegen een uitspraak van 9 november 2015 van de beklagcommissie bij de p.i. Groot Alphen, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager, alsmede zijn raadsman mr. B.J. Polman, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft waterige urine geproduceerd bij afname van de urinecontrole. Door de waterige urine kon niet worden vastgesteld of er sprake was van drugsgebruik. Dit wordt gezien als fraude en dit wordt aangerekend alsof harddrugs is gebruikt. Een
gedetineerde is op de hoogte van het feit dat hij niet teveel vocht tot zich moet nemen, omdat dit kan leiden tot waterige urine. Dit feit staat op zichzelf en in een dergelijk geval dient een directeur een verlof te weigeren, ongeacht de gegeven
adviezen. Hiervoor wordt verwezen naar het landelijk Drugsontmoedigingsbeleid (DOB) en artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De directeur maakt deel uit van de vrijhedencommissie en de vrijhedencommissie beslist over een
verlofaanvraag.
Namens klager is hierop als volgt gereageerd.
Het overgrote deel van hetgeen de directeur aanhaalt valt buiten de reikwijdte en grondslag van het beklag en die daarom buiten beschouwing gelaten te worden. Hiermee worden de eerder afgenomen urinecontroles bedoeld. De vraag is of de afwijzende
beslissing van de directeur is gestoeld op de juiste motivering en onderbouwing. Dit is niet het geval. Het DOB schept een kader, maar vereist ook maatwerk. Dit veronderstelt dat alle omstandigheden moeten worden meegewogen, zoals ook positieve
omstandigheden. Uit de afwijzende beslissing kan niet worden afgeleid dat de positieve adviezen van het m.d.o., de politie en het openbaar ministerie zijn meegewogen. Daarom is de gemaakte belangenafweging onredelijk of onbillijk.
3. De beoordeling
Vaststaat dat klager bij een urinecontrole urine heeft geproduceerd met een kreatininewaarde van minder dan 2.0 mmol/l. Als regel geldt dat bij een kreatininewaarde van de urine van minder dan 2.0 mmol/l uitgegaan mag worden van fraude. Dit gegeven –
in combinatie met het bepaalde in het sanctiekader van het Drugsontmoedigingsbeleid van 10 december 2014 – rechtvaardigt de afwijzing van klagers verlofaanvraag. De afwijzende beslissing van de directeur kan daarom niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het onderliggende beklag ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 24 februari 2016.
secretaris voorzitter