Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3912/GA, 23 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3912/GA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 9 november 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de voornoemde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten. Nu van klager geen adres kenbaar was, is hij niet in de gelegenheid gesteld om op het beroep te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft - voor zover daartegen beroep is ingesteld - de oplegging van een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens werkweigering.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de disciplinaire straf op 14 augustus 2015 na 12.00 uur heeft voortgeduurd en heeft een tegemoetkoming van € 5,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het beroep als volgt toegelicht. De opgelegde disciplinaire straf is redelijk en billijk en conform het sanctiebeleid. De straf ging in op 12 augustus 2015 omstreeks 16.05 uur en eindigde op 14 augustus 2015 omstreeks 16.05 uur.
Nadat
aan klager een rapport is aangezegd is hij tijdens het arbeidsblok ingesloten. In de middag heeft hij geskypet. De directeur heeft op dezelfde dag het rapport afgehandeld. Het is onduidelijk waarom de sanctie te lang zou hebben geduurd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw. Op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan, indien onverwijlde
tenuitvoerlegging van de afzondering geboden is, een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen.

Uit het schriftelijk verslag volgt dat het incident op 12 augustus 2015 om 08.30 uur heeft plaatsgevonden. Klager is vervolgens ingesloten in afwachting van afhandeling van het verslag. De beroepscommissie gaat ervan uit dat het hier een toepassing van
het bepaalde in artikel 24, vierde lid, van de Pbw (bewaardersarrest) betrof. Overigens is geen sprake van overschrijding van de maximale duur van het bewaardersarrest, nu de disciplinaire straf is ingegaan op 12 augustus 2015 omstreeks 16.05 uur.

De beroepscommissie overweegt dat er geen rechtsregel is op grond waarvan de duur van het bewaardersarrest in mindering moet worden gebracht op de - vervolgens - opgelegde disciplinaire straf. Nu de disciplinaire straf is geëindigd op 14 augustus 2015
omstreeks 16.05 uur, is de beroepscommissie van oordeel dat de duur van de opgelegde disciplinaire straf niet is overschreden en tevens niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd.

Evenals de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat klager met zijn gedrag de orde, rust en veiligheid in de inrichting heeft verstoord en dat de directeur aan hem in redelijkheid en billijkheid een disciplinaire straf kon opleggen. Het
beklag van klager zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag van klager alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 23 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven