Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3546/TA, 23 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3546/TA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 oktober 2015 van de beklagcommissie bij de FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 januari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk bericht dat geen vertegenwoordiging ter zitting zal verschijnen en verwezen naar het in beklag ingenomen standpunt.

Van het horen van klager is verslag opgemaakt, dat op 26 januari 2016 aan de inrichting is gezonden met het verzoek eventuele registratie van klagers goederen en een ontruimingsverslag toe te sturen. De schriftelijke reactie van het hoofd van de
inrichting van 10 januari 2016 is ter kennisneming doorgezonden aan klager.

De beroepscommissie bestond door onvoorziene omstandigheden ter zitting uit twee personen; een derde lid beslist mee op de stukken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van persoonlijke spullen, het niet opmaken van een ontruimingsverslag en het niet nemen van verantwoordelijkheid voor het beheer van klagers spullen na zijn onttrekking.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De ontruiming van klagers kamer in Veldzicht vond plaats op het moment dat klager in een huis van bewaring verbleef en is niet correct verlopen. Volgens
de inrichting zijn al zijn spullen van zijn kamer op correcte wijze ingepakt, maar zijn fiets en een doos met mappen zijn later dan andere goederen van hem nagezonden. Klager is tot op heden spullen van zijn kamer kwijt. Hij mist audiokabels, een
elektronische buikspiertrainer, pannen, vergiet, kookgerei, kabels en insteekkaarten voor zijn pc, een USB DVB-tuner voor zijn pc, kruiden, één van zijn horloges en een armband. Hij weet zeker dat zijn buikspiertrainer zich op zijn kamer bevond ten
tijde van de onttrekking. Hij heeft niets van zijn kamer aan medepatiënten gegeven, anders zou hij niet over vermissing geklaagd hebben.
Klager heeft geen stukken waarmee hij het bezit van zijn vermiste spullen kan aantonen. Het meeste is via bezoek binnengebracht, maar niet door de inrichting genoteerd. Hij had destijds wel bonnetjes, maar die heeft hij in verband met de
brandveiligheid
weggedaan. De inrichting heeft invoer van goederen niet geregistreerd. Op de door de inrichting gemaakte foto’s van de spullen op zijn kamer zijn dichte kratten en half open dozen te zien, dus niet wat zich daarin bevond. Klager heeft in 2004 ook een
ontruiming meegemaakt, maar kreeg toen op papier wat op zijn kamer is aangetroffen en ingepakt. In strijd met circulaire 021/388 van 3 februari 1988 is nu geen ontruimingsverslag opgemaakt en dus ook niet meegezonden. Overigens zijn op de door de
inrichting van zijn kamer gemaakte foto’s onder meer ook een wc-rolhouder en een trekker te zien die van klager zijn en niet zijn meegezonden met de andere spullen, maar daar gaat het klager niet om.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar het in de beklagprocedure gevoerde verweer. De inrichting heeft enkel de in de beklagprocedure overgelegde
foto’s van de ingepakte goederen in bezit. Andere bewijsstukken zijn niet voorhanden. Deze werkwijze acht de inrichting als voldoende zorgvuldig. Te meer daar klager door ongeoorloofde afwezigheid niet aanwezig kon zijn bij het inpakken van de
goederen.
De bewijslast met betrekking tot de ‘zoekgeraakte goederen’ ligt wat betreft de inrichting dan ook bij klager.

3. De beoordeling
In artikel 5.4.4 respectievelijk 5.4.1. van de huisregels van de inrichting is bepaald dat bij onrechtmatige afwezigheid van meer dan 48 uur de kamer wordt ontruimd en dat het personeel in geval van ontruiming van een kamer een lijst van de eigendommen
van de desbetreffende verpleegde maakt.

Bij ministeriële circulaire ‘Voorwerpen van ingeslotenen’ van 9 december 2013, DJI/46002, waarbij de door klager genoemde circulaire ‘richtlijnen met betrekking tot door gedetineerden in penitentiaire inrichtingen achtergelaten voorwerpen’ van 3
februari 1988 is komen te vervallen, is in hoofdstuk III onder 1. aangegeven hoe moet worden gehandeld in geval van ontruiming van de verblijfsruimte buiten aanwezigheid van de ingeslotene. Vermeld is dat de ontruiming door twee medewerkers geschiedt
en schriftelijk wordt vastgelegd in een ontruimingsverslag. Dit verslag wordt in tweevoud opgemaakt en door beide medewerkers ondertekend. Eén exemplaar wordt bewaard in de inrichtingsadministratie, het andere exemplaar wordt gevoegd bij de
desbetreffende goederen. Het ontruimingsverslag bevat in ieder geval een aantal gegevens, waaronder de aangetroffen voorwerpen, hun aantal en, indien daartoe aanleiding bestaat, een aantekening over de staat waarin de voorwerpen zijn aangetroffen, de
namen van de desbetreffende medewerkers, hun functie en hun handtekeningen. Bij nazending van de aangetroffen voorwerpen naar een andere inrichting na overplaatsing of herinsluiting wordt steeds een exemplaar van het ontruimingsverslag meegezonden. De
ingeslotene tekent dit verslag bij ontvangst van de goederen voor akkoord. Het verslag wordt bewaard in de administratie van de ontvangende inrichting.

Klager heeft zich onttrokken aan de behandeling in Veldzicht en is na aanvankelijke insluiting in huizen van bewaring overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek. Klagers kamer in Veldzicht is ontruimd en zijn goederen zijn door de inrichting nagezonden
naar de Oostvaarderskliniek. Klager stelt goederen te missen. De inrichting stelt dat die goederen niet zijn aangetroffen bij de ontruiming van klagers kamer en verwijst naar van klagers kamer gemaakte foto’s, waarop onder meer dozen en kratten te zien
zijn, maar niet de inhoud daarvan. Nu vast staat dat de inrichting in strijd met de hierboven genoemde circulaire en de huisregels geen ontruimingsverslag heeft opgemaakt komt de bestaande onduidelijkheid over de afwikkeling van de ontruiming en de
overdracht van klagers goederen voor rekening van het hoofd van de inrichting. De uitspraak van de beklagcommissie kan reeds daarom niet in stand blijven en het beklag zal daarom alsnog gegrond worden verklaard. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 25,=, nu klager in de beklagprocedure heeft gemeld dat hij een tegemoetkoming wenst maar geen specifiek bedrag voor ogen heeft omdat het hem om het principe gaat.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 25,=

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven