Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2372/GB, 28 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:28-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/2372/GB

 

Betreft:               [klager]                datum: 28 juli 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Stipdonk, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 7 augustus 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn, ongegrond verklaard.

 

2.            De feiten

Op 4 juli 2017 is klager opgeroepen zich op 7 augustus 2017 te melden in de p.i. Groot Alphen voor het ondergaan van zeven dagen gevangenisstraf. Op 10 juli 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 19 juli 2017 ongegrond is verklaard.

 

3.            De standpunten

3.1.        Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Tegen het vonnis, waarvan nu tot tenuitvoerlegging is besloten, is op 10 juli 2017 hoger beroep ingesteld. Gelet op het bepaalde in artikel 557 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) mag daarom thans met de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter nog geen aanvang worden genomen. De beslissing in hoger beroep is aan de rechter en aan eventuele mededelingen daarover zijdens het parket moet voorbij worden gegaan. Verwezen naar vaste rechtspraak van de beroepscommissie (onder meer RSJ 11 juni 2015, 15/1732/GB, RSJ 3 november 2015, 15/3465/GB en RSJ 13 juni 2016, 16/1922/GB).

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit de aanwijzing van het Openbaar Ministerie (OM) omtrent het uitstelbeleid blijkt dat een verzoek om uitstel om verschillende redenen kan worden toegekend. Voorop staat echter de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf en daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. De selectiefunctionaris verwijst naar het derde lid van artikel 557 Sv. Daaruit komt naar voren dat klager zich dient te wenden tot de voorzieningenrechter, die marginaal toetst of de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen besluiten het vonnis ten uitvoer te leggen. Het is aan het Gerechtshof om te beslissen of deze zaak als hoger beroep zal worden behandeld en of er opschortende werking aan het hoger beroep wordt verleend.

 

4.            De beoordeling

4.1.        Uit de stukken volgt dat klager is opgeroepen voor het ondergaan van zeven dagen gevangenisstraf (parketnummer […]).

4.2.        Door en namens klager is aangevoerd dat hij hoger beroep heeft ingesteld in de zaak met parketnummer […] en daartoe een afschrift van de akte van instellen hoger beroep van 10 juli 2017 overgelegd. De beroepscommissie overweegt daaromtrent als volgt.

Artikel 557 WvSv luidt:

“1. Voor zoover niet anders is bepaald, mag geen beslissing worden ten uitvoer gelegd, zoolang daartegen nog eenig gewoon rechtsmiddel openstaat en, zoo dit is aangewend, totdat het is ingetrokken of daarop is beslist.

 2. Is een mededeling als bedoeld in artikel 366 voorgeschreven, dan kan de tenuitvoerlegging van het vonnis of arrest geschieden na de betekening van die mededeling. Bij vonnissen of arresten bij verstek gewezen, waarbij zodanige mededeling niet behoeft te geschieden, kan de tenuitvoerlegging geschieden na de uitspraak. Door hoger beroep of beroep in cassatie wordt de tenuitvoerlegging geschorst of opgeschort.”

Artikel 557, derde lid, aanhef en onder 2 luidt:

“De laatste volzin van het tweede lid geldt niet indien naar het oordeel van het openbaar ministerie vaststaat dat het rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is aangewend, tenzij op verzoek van degene die het middel aanwendde, en na zijn verhoor, indien hij dit bij het verzoek heeft gevraagd, de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank anders bepaalt.”

 

4.3          Uit een emailbericht van de officier van justitie van het arrondissementsparket te Utrecht van 27 juli 2017 komt het volgende naar voren:

(…)

“In de zaak […] met parketnummer […] is de dagvaarding in persoon betekend op 08-03-2016. De zitting heeft plaatsgevonden 04-07-2016 aangezien de dagvaarding IP is betekend wordt de zaak automatisch na 15 dagen onherroepelijk en dat is dan op 19-07-2016.Op 10-7-2017, bijna een jaar later, is hoger beroep ingesteld. Gelet het ruimte tijdsverloop is dit appel tardief. Met verwijzing naar artikel 557 lid 3 sub 2 Sv is mijn standpunt dat in deze zaak de executie niet wordt opgeschort.”

(…).

 

4.4.        Nu voldoende is komen vast te staan dat ten aanzien van het vonnis met parketnummer […] sprake is van een situatie als vermeld in artikel 557, derde lid, aanhef en onder 2, WvSv, heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid klager kunnen oproepen zich te melden voor het ondergaan van de bij het hiervoor genoemde vonnis opgelegde gevangenisstraf.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 juli 2017.

 

 

secretaris            voorzitter

Naar boven