Nummer: 15/4226/GB
Betreft: [klager] datum: 23 februari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 18 december 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 15 februari 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Volgens de selectiefunctionaris dient klager gedurende het volgen van de Cognitieve Vaardigheden-training (CoVa-training) motivatie te tonen om in aanmerking te komen
voor detentiefasering. Klager is het hier niet mee eens. Klager is eerder vanuit de b.b.i. teruggeplaatst naar een gesloten inrichting als gevolg van plaatsing in het basisprogramma, omdat klager uit de CoVa-training was verwijderd. Klager heeft tegen
de beslissing van de directeur tot plaatsing in het basisprogramma een klaagschrift ingediend. De beklagcommissie heeft nog geen uitspraak gedaan. Uit het selectieadvies volgt dat klager positief gedrag vertoont en geplaatst is in het plusprogramma.
Klager voldoet derhalve aan de in artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) gestelde eisen voor plaatsing in een b.b.i. Er zijn geen weigeringsgronden van toepassing. Juridisch gezien stelt de
selectiefunctionaris (kennelijk) dat niet kan worden vastgesteld of klager een beperkt maatschappelijk risico vormt, aangezien klager CoVa-trainingen dient te volgen alvorens hij in aanmerking kan komen voor vrijheden. Klager stelt dat uit de stukken
volgt dat hij een beperkt maatschappelijk risico vormt. Aan klager zijn geen disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd en hij heeft eenmaal een – zonder incidenten – regimair verlof genoten. Daarnaast heeft klager een motivatiebrief geschreven met
betrekking tot het volgen van een CoVa-training. Uit het reclasseringsrapport van 9 maart 2015 volgt dat sprake is van een laaggemiddeld recidiverisico. Klager verwijst naar de uitspraak RSJ 27 juni 2014, 14/1522/GB waarin sprake is van eenzelfde
situatie.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verbleef van 28 juli 2015 tot 23 september 2015 in een b.b.i. Vervolgens is klager gedegradeerd en teruggeplaatst naar een
normaal beveiligde inrichting in verband met wangedrag tijdens de CoVa-trainingen en omdat hij niet gemotiveerd was voor deelname aan deze trainingen. Klager geeft thans aan zich nu wel te willen inzetten voor de CoVa-trainingen. De
selectiefunctionaris
merkt op dat er nog steeds twijfel bestaat over of klager gemotiveerd is. Klager is weliswaar inmiddels weer gepromoveerd, maar hij zal zich daar moeten bewijzen. Volgens de selectiefunctionaris is het niet onredelijk te stellen dat hij zich ook zal
moeten bewijzen tijdens de CoVa-training, die half januari zal beginnen. Indien zich geen incidenten voordoen, klagers houding positief blijft en hij gemotiveerd deelneemt kan een plaatsing in een b.b.i. opnieuw overwogen worden.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over
een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd.
4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Uit het selectieadvies van de directeur van de
locatie Zuyder Bos volgt dat klager op 23 september 2015 vanuit de b.b.i. is teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting in verband met ongemotiveerd en ongewenst gedrag tijdens de CoVa-plus-training. Gelet op het vorenstaande heeft de
selectiefunctionaris naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen concluderen dat klager zich eerst zal moeten bewijzen tijdens de CoVa-training. Indien zich geen nieuwe incidenten voordoen en klager gemotiveerd deelneemt aan deze training kan een
plaatsing in een b.b.i. opnieuw worden overwogen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 23 februari 2016
secretaris voorzitter