Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2209/GB, 26 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/2209/GB

 

Betreft:               [Klager]               datum: 26 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.R. Harteveld, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juli 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 10 juli 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad ongegrond verklaard.

 

2.            De feiten

Op 5 januari 2017 is klager opgeroepen zich op 24 februari 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van in totaal 42 dagen principale hechtenis voor de parketnummers 96-244175-14 en 96-255167-14. Bij beslissing van 20 februari 2017 heeft de selectiefunctionaris, nadat namens klager aanvullende stukken zijn toegestuurd, klager alsnog uitstel van zijn melddatum verleend. Op 20 februari 2017 is klager opgeroepen zich op 1 augustus 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van 21 dagen principale hechtenis voor parketnummer 96-244175-14. Op 14 juni 2017 is klager opgeroepen zich op 10 juli 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van veertien dagen principale hechtenis voor parketnummer 96-130337-16. Op 16 juni 2017 is klager opgeroepen zich op 10 juli 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van in totaal 35 dagen principale hechtenis voor de parketnummers 96-244175-14 en 96-130337-16. Op 30 juni heeft klager door middel van een bezwaarschrift om uitstel van zijn melddatum verzocht, dat bij beslissing van 5 juli 2017 is toegewezen. Op 4 juli 2017 is klager opgeroepen zich op 1 augustus 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van in totaal 35 dagen principale hechtenis voor de parketnummers 96-244175-14 en 96-130337-16.  

 

3.            De standpunten

3.1.        Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager heeft op 16 juni 2017 hoger beroep tegen het vonnis met parketnummer 96-130337-16 ingesteld. Het beroep is tijdig ingesteld, omdat hij eerst op 6 juni 2017 bekend is geworden met het vonnis. De zaak is door het Gerechtshof Leeuwarden geadministreerd onder parketnummer 21-003392-17. Nu deze zaak nog bij het gerechtshof in behandeling is, is het vonnis met parketnummer 96-130337-16 nog niet onherroepelijk. Dat klager door het gerechtshof mogelijk niet-ontvankelijk zou kunnen worden verklaard in zijn hoger beroep vanwege het te laat instellen hiervan, doet daaraan niet af. Nu klager is opgeroepen voor het ondergaan van een vrijheidsstraf zonder dat sprake is van een onherroepelijk vonnis, is sprake van onrechtmatige vrijheidsberoving.

Daarnaast is het klager niet bekend wat de totale duur is van de vrijheidsstraf die hij dient te ondergaan. Klager is op 5 januari 2017 opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van 42 dagen principale hechtenis voor de parketnummers 96-244175-14 en 96-255167-14. Hiertegen heeft klager een bezwaarschrift ingediend. Op 20 februari 2017 is klager uitstel van zijn melddatum verleend en is hij opgeroepen zich op 1 augustus 2017 te melden voor het ondergaan van 21 dagen principale hechtenis voor enkel het parketnummer 96-244175-14. Navraag heeft klager geleerd dat uitstel wordt verleend voor ieder vonnis dat bij Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) bekend is. Op 3 juli 2017 en op 4 juli 2017 is klager wederom opgeroepen voor het ondergaan van een vrijheidsstraf voor – onder meer – het parketnummer 96-244175-14, zonder dat parketnummer 96-255167-14 is genoemd. Nu klager geen duidelijkheid is verschaft over de totale duur van de vrijheidsstraf voor het ondergaan waarvan hij zich dient te melden, is de wijze van besluitvorming van DJI onzorgvuldig en zodoende in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Klager verzoekt de vrijheidsstraffen ter zake van de parketnummers 96-130337-16 en 96-255167-14 pas te ondergaan zodra het vonnis onherroepelijk is geworden en zodra DJI duidelijkheid verschaft over de parketnummers waarvoor klager zich dient te melden. Namens klager wordt verzocht om een proceskostenvergoeding met inachtneming van artikel 7:28, tweede lid, van de Awb .

 

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is in eerste instantie opgeroepen zich te melden voor een vrijheidsstraf voor het parketnummer 96-244175-14. Voor dit parketnummer is klager uitstel van zijn melddatum verleend tot 1 augustus 2017. Nadien is een vervolgvonnis met parketnummer 96-130337-16 binnengekomen en is klager per abuis opgeroepen zich voor beide parketnummers op 10 juli 2017 te melden. Inmiddels is klager opgeroepen zich voor beide parketnummers op 1 augustus 2017 te melden. Voor zover klager stelt dat het vonnis met parketnummer 96-130337-16 nog niet onherroepelijk is en dat dit derhalve nog kan worden tenuitvoergelegd, daar hij hiertegen hoger beroep heeft ingesteld, merkt de selectiefunctionaris op dat het Openbaar Ministerie (OM) te kennen heeft gegeven dat het hoger beroep tegen het vonnis met voornoemd parketnummer te laat is ingesteld. De selectiefunctionaris verwijst naar artikel 557, derde lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) en meent dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in voormeld artikel, zodat de tenuitvoerlegging niet dient te worden opgeschort. Van een noodzaak tot uitstel van de melddatum voor beide vonnissen tot het gerechtshof uitspraak heeft gedaan is geen sprake, temeer nu voor het vonnis met parketnummer 96-255167-14 (de beroepscommissie begrijpt: parketnummer 96-244175-14) reeds uitstel is verleend tot 1 augustus 2017.  

 

4.            De beoordeling

4.1.        De beroepscommissie stelt vast dat klager op 4 juli 2017 is opgeroepen zich op 1 augustus 2017 te melden in het Justitieel Complex Zaanstad voor het ondergaan van in totaal 35 dagen principale hechtenis voor de parketnummers 96-244175-14 en 96-130337-16, dat het vonnis met parketnummer 96-244175-14 (21 dagen principale hechtenis) onherroepelijk – en zodoende voor tenuitvoerlegging vatbaar – is en dat hetgeen waarover klager zich in beroep beklaagt uitsluitend ziet op het feit dat hij is opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van de principale hechtenis van veertien dagen ter zake van het vonnis met parketnummer 96-130337-16, daar dit vonnis nog niet onherroepelijk en derhalve nog niet voor tenuitvoerlegging vatbaar zou zijn.

4.2.        Ingevolge artikel 557, eerste lid, van het WvSv mag, voor zover niet anders is bepaald, geen beslissing worden tenuitvoergelegd zolang daartegen nog enig gewoon rechtsmiddel openstaat en, zo dit is aangewend, totdat het is ingetrokken of daarop is beslist. Bij vonnissen of arresten die bij verstek zijn gewezen – zoals het vonnis met parketnummer 96-130337-16, dat volgens klager bij verstek is gewezen – kan, gelet op het bepaalde in artikel 557, tweede lid, van het WvSv, de tenuitvoerlegging geschieden na de uitspraak. Op grond van artikel 557, tweede lid, laatste volzin, van het WvSv wordt de tenuitvoerlegging door hoger beroep of beroep in cassatie geschorst of opgeschort.

Artikel 557, derde lid, luidt als volgt: “De laatste volzin van het tweede lid geldt niet: 1. voor bevelen bij het vonnis of arrest verleend, die dadelijk uitvoerbaar zijn; 2. indien naar het oordeel van het Openbaar Ministerie vaststaat dat het rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is aangewend, tenzij op verzoek van degene die het middel aanwendde, en na zijn verhoor, indien hij dit bij het verzoek heeft gevraagd, de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank anders bepaalt.”

4.3.        In het schrijven van 4 juli 2017 heeft het OM te kennen gegeven dat het door klager ingestelde hoger beroep tegen het vonnis met parketnummer 96-130337-16, niet tijdig is ingediend. Gelet hierop is voldoende komen vast te staan dat ten aanzien van het vonnis met parketnummer 96-130337-16 sprake is van een situatie als vermeld in artikel 557, derde lid, aanhef en onder 2, van het WvSv. De selectiefunctionaris heeft klager derhalve in redelijkheid kunnen oproepen zich te melden voor het ondergaan van de bij vonnis met parketnummer 96-130337-16 opgelegde principale hechtenis. Niet is gebleken dat klager zich (thans) dient te melden voor het ondergaan van de bij vonnis met parketnummer 96-255167-14 opgelegde principale hechtenis. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.4.        Ten overvloede en naar aanleiding van klagers verzoek de selectiefunctionaris in de proceskosten te veroordelen, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 26 juli 2017.

 

 

                          

 

secretaris            voorzitter

Naar boven