Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0813/GB, 25 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/813/GB

 

Betreft:               [Klager]               datum: 25 juli 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 maart 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 

Klagers raadsman, mr. R. Moghni, is op 28 april 2017 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt dat aan klager en zijn raadsman, alsmede aan de selectiefunctionaris is verzonden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem in de Terroristenafdeling (TA) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te plaatsen ongegrond verklaard.

 

2.            De feiten

Klager is sedert 14 februari 2017 gedetineerd. Hij is op 17 februari 2017 als preventief gehechte in de TA van de p.i. Vught geplaatst, waar een individueel regime geldt. 

 

3.            De standpunten

3.1.        Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager wordt weliswaar verdacht van een terroristisch misdrijf, maar de enkele verdenking is onvoldoende om een plaatsing in de TA te kunnen rechtvaardigen. De plaatsing kan feitelijk worden gelijkgesteld aan een plaatsing in de extra beveiligde inrichting (EBI), nu dit door klager zo wordt ervaren. Om die reden moet worden voldaan aan de voorwaarden die aan een EBI-plaatsing worden gesteld. Nu geen sprake is van een extreem vluchtrisico en klager bij ontvluchting geen onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt, voldoet klager niet aan de voorwaarden die aan een EBI-plaatsing worden gesteld. Daarenboven is de selectiefunctionaris niet nagegaan of uit informatie van het Openbaar Ministerie (OM) of het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) contra-indicaties voor een TA-plaatsing voortvloeien. Klager is geen recidivist en is van zeer jeugdige leeftijd. Hij is nimmer naar Syrië afgereisd. Hoewel zijn strafdossier inmiddels bijna duizend pagina’s telt, hebben zich geen nieuwe feiten of omstandigheden aangediend.

Nu voorts de Pbw niet de bevoegdheid tot plaatsing in een TA delegeert, ontbreekt de bevoegdheid tot plaatsing aldaar, zodat de TA-plaatsing onrechtmatig is. Vanwege de onrechtmatige TA-plaatsing is tevens sprake van een schending van artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Klager heeft verzocht het beroep mondeling toe te lichten.  

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager wordt verdacht van een terroristisch misdrijf en is zodoende ingevolge artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) in de TA van de p.i. Vught geplaatst. Dat klager in de EBI zou zijn geplaatst is feitelijk onjuist, zodat niet aan de daaraan gestelde voorwaarden hoeft te worden voldaan. Daarenboven is er geen informatie van het OM en het GRIP waaruit een contra-indicatie voor een TA-plaatsing voortvloeit. De selectiefunctionaris acht klagers leeftijd en het feit dat hij geen recidivist is niet relevant. 

 

4.            De beoordeling

4.1.        De TA van de p.i. Vught is aangewezen als huis van bewaring (h.v.b.) en gevangenis voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2.        Artikel 20a van de Regeling luidt: “In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die: a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf; b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf; c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting; tenzij uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.”

4.3.        Vaststaat dat klager wordt verdacht van een terroristisch misdrijf, zodat aan de voorwaarde bedoeld in artikel 20a, onder a, van de Regeling is voldaan. Dat klager de plaatsing in de TA als een EBI-plaatsing ervaart, doet daaraan niet af. Voorts is niet gebleken dat plaatsing in een TA niet zou zijn geïndiceerd. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. 

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 25 juli 2017.

 

 

 

 

 

 

 

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven