Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1410/GB, 25 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/1410/GB

 

Betreft:               [klager]                datum: 25 juli 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 april 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.W. Nillesen, op 26 juni 2017 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.

 

2.            De feiten

Klager is sedert 9 juli 2014 gedetineerd. Hij verbleef sinds november 2016 in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Dordrecht. Op 1 maart 2017 is hij teruggeplaatst in het huis van bewaring van de p.i. Dordrecht, in afwachting van zijn selectie naar de gevangenis van de p.i. Dordrecht, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Klager is op 2 maart 2017 geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Dordrecht.

 

3.            De standpunten

3.1.        Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Voor het feit dat klager eerder een zakmes bij zich had, is hij nooit officieel gewaarschuwd. Hij verwijst naar een uitspraak van de beklagcommissie betreffende een waarschuwing over werkweigering. De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat geen sprake was van een officiële waarschuwing. Nu wordt klager zwaar aangerekend dat hij in een korte periode tweemaal een zakmes bij zich had. De toedracht was anders en ook de datum van 23 februari 2017 klopt niet. Klager moest een keer in de periode tussen 15 en 28 februari 2017 wegens drukte via de bezoekersingang naar binnen. Aan de hand van een zelfgemaakte plattegrond, die aan dit verslag wordt gehecht, laat klager zien dat de gedetineerdenkluisjes zich bevinden na de bezoekers X-ray waar zijn spullen doorheen moesten. Klager heeft bij het binnengaan zelf aan de bewaarder verteld dat hij een zakmesje bij zich had van het werk. De bewaarder heeft dit mesje gezien en in klagers rugzak gestopt en verteld dat hij dit mesje in zijn kluisje moest stoppen. Hiervoor is klager niet gewaarschuwd en dat zou ook raar zijn, omdat hij van het personeel die gekozen route moest nemen. Klager wil nog steeds de betrokken bewaarder Steven of Stefan horen als getuige hierover. Klager omschrijft hem als een wat oudere forse man. Hetgeen in het selectieadvies is opgenomen klopt niet. Ook is geen verslag aangezegd of iets dergelijks. De tweede keer, op 28 februari 2017, is klager zijn mesje gewoon vergeten. Pas de volgende dag is klager verteld dat dit consequenties kan hebben. Het kan gebeuren dat een mesje vergeten wordt. Terugplaatsing naar een gesloten inrichting hiervoor gaat veel te ver.

Klagers raadsman heeft primair aangevoerd dat de selectiefunctionaris te laat verweer heeft gevoerd in beroep, zodat het beroep gegrond moet worden verklaard. Subsidiair wordt aangevoerd dat de bestreden beslissing disproportioneel is. Klager heeft niet op of omstreeks 23 februari een kenbare  waarschuwing gehad. De gang van zaken zoals klager deze schetst verschilt van die in de stukken. Hiernaar zou de beroepscommissie onderzoek moeten doen en de betrokken bewaarder moeten horen. In ieder geval is geen sprake van twee officiële waarschuwingen. Klager was dan ook geen gewaarschuwd man toen hij op 28 februari zijn mesje vergat in zijn spullen die hij op de band van de X-ray had gelegd. Klager heeft ook geen reden om een mes in te voeren. Er zijn op zijn afdeling messen in de keuken aanwezig. En als klager een metalen zakmes mee naar binnen had willen smokkelen, had hij dat zeker niet via de X-ray gedaan. Toen het mesje opgemerkt werd, heeft klager zelf gezegd dat het zijn werkmesje moest zijn en hij heeft dit meteen opgeborgen in zijn kluisje. Hiervan werd geen probleem gemaakt. Het is bekend dat klager een mesje nodig heeft voor zijn werk bij het Inpakcentrum in Papendrecht. Zijn risicoprofiel is normaal en hij heeft zonder incidenten in de z.b.b.i. verbleven. Hij is al 14 keer op verlof geweest zonder enig probleem. Het is aannemelijk dat klager zijn mesje vergeten was. De terugplaatsing is een te zware sanctie. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren met een toekenning van een tegemoetkoming.

3.2.        De selectiefunctionaris heeft in beroep inhoudelijk verwezen naar de bestreden beslissing. Voorts is aangevoerd dat het beroepschrift op 15 mei 2017 is ontvangen en dat op 16 mei 2017 verweer is gevoerd. Het verweer is dus niet te laat gevoerd, nu er een reactietermijn gold van twee weken.

 

4.            De beoordeling

4.1.        De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal het verzoek van klager om een piw-er als getuige te horen afwijzen.

4.2.        De gevangenis van de p.i. Dordrecht is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3.        Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een normaal beveiligde inrichting met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4.        Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde kan in een z.b.b.i. – in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap – worden geplaatst, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Zo blijkt het uit selectieadvies van 2 maart 2017 van de p.i. Dordrecht dat klager tweemaal (al dan niet opzettelijk) geprobeerd heeft een zakmes in te voeren in de z.b.b.i., wat risico’s oplevert voor de orde en veiligheid in de inrichting. Het betrof een gekarteld mes van circa 17 centimeter lang hetgeen naar het oordeel van de beroepscommissie niet zonder meer is aan te duiden als een klein zakmesje. Bepalend is bovendien dat klager op 1 maart 2017 met voornoemd mes in zijn bagage de p.i. wilde binnengaan,  terwijl hij zich er zeer van bewust moet zijn geweest dat zeer kort daarvoor op 23 februari 2017 zich een gelijksoortige voorval had voorgedaan en klager bovendien op de hoogte moet zijn geweest van het strikte verbod om met een mes de p.i. binnen te gaan. Dat klager hiervoor de eerste keer niet officieel is gewaarschuwd, doet daarom niet af aan de grondslag voor de bestreden beslissing. Derhalve is de beslissing klager terug te plaatsen naar een normaal beveiligde inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie wijst het verzoek om een getuige te horen af en verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 25 juli 2017.

 

 

                                                                               

                secretaris            voorzitter

Naar boven