Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0167/GV, 22 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/167/GV

betreft: [klager] datum: 22 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Nieuwenhuis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 januari 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De Staatssecretaris is van mening dat een verlof op dit moment onaanvaardbaar is. Volgens de officier van justitie zou mogelijk sprake kunnen zijn van beïnvloeding van getuigen
in het strafproces van klager. De officier van justitie is kennelijk de enige die negatief heeft geadviseerd. Dit advies snijdt bovendien geen hout nu klager het door hem ingestelde hoger beroep heeft ingetrokken. Voor zover de Staatssecretaris stelt
dat klager zich eerder heeft onttrokken aan detentie, erkent klager dat hij ooit niet (tijdig) is teruggekeerd van verlof. Dit is echter inmiddels alweer vijf jaar geleden. Klager is ouder en wijzer geworden. Het feit dat hij intussen vader is
geworden,
is hier mede debet aan. Hij is vastbesloten zijn leven te beteren en zich voortaan aan de regels te houden. Bovendien heeft klager uitzicht op een voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van twaalf maanden, hetgeen hij niet op het spel wil
zetten. Klager is van mening dat het recidiverisico ten onrechte wordt aangevoerd om de verlofaanvraag af te wijzen. Naast dat klager geen nieuwe delicten wil plegen, zal hij gelet op de relatief korte duur van het verlof hiertoe ook niet in de
gelegenheid zijn. Klager heeft zijn eerste verlofaanvraag namelijk ingediend met het oog op het regelen van enkele praktische zaken, zoals onder meer de aanvraag van een nieuw identiteitsbewijs. Het recidiverisico zou bovendien geminimaliseerd kunnen
worden door het verbinden van voorwaarden aan het verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft, gelet op het zijn leeftijd, een aanzienlijk delictverleden. De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen heeft
positief geadviseerd voor de verlening van een verlof voor de duur van twaalf uur op een doordeweekse dag. Hierbij worden bijzondere voorwaarden geadviseerd, maar deze worden onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie heeft een uitgebreid
negatief
advies uitgebracht waarin zij vermeldt dat mogelijk sprake zou kunnen zijn beïnvloeding van nog te horen getuigen in klagers strafproces. Voorts acht de Staatssecretaris van belang dat klager zich heeft onttrokken aan een eerdere detentie. De
reclassering heeft het recidiverisico ingeschat als hoog. Daarnaast scoort klager ook hoog op vele andere risicogebieden. In het reclasseringsadvies valt te lezen dat klager steeds meent zaken op orde te hebben en te kunnen regelen en dat hij niet
wenst
mee te werken aan onderzoeken, maar zich slechts op hulp bij materiële zaken wil richten. De reclassering heeft een intake bij De Waag en een mogelijke behandeling aldaar geïndiceerd. Het geheel overziend is de Staatssecretaris van mening dat er teveel
risico’s kleven aan verlofverlening en dat nader onderzoek bij De Waag of een soortgelijke instelling noodzakelijk is. De kans op recidive of onttrekking acht de Staatssecretaris op dit moment onaanvaardbaar hoog.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Groot Alphen heeft positief geadviseerd voor een verlof voor de duur van twaalf uur, op een doordeweekse dag, in verband met de aanvraag van een identiteitskaart. Ook wordt de oplegging van een contactverbod met de slachtoffers
geadviseerd.
De executie advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening. De advocaat-generaal acht klager een gevaar voor de maatschappij. Klager pleegt aan de lopende band delicten en hij lijkt geen
verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Hij lijkt niet de wil te hebben om te veranderen, waardoor de advocaat-generaal de risico’s bij een eventueel verlof hoog inschat. Daarnaast bestaat een aanmerkelijke kans dat het toekennen van vrijheden
aan klager een dergelijk vroeg stadium negatieve gevolgen heeft voor het strafproces. Het verlof kan bijvoorbeeld invloed hebben op toekomstige onderzoekshandelingen zoals getuigenverhoren.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens een poging tot afdreiging, meerdere diefstallen, oplichting, flessentrekkerij en verduistering. De (fictieve) einddatum van zijn detentie is thans gesteld op
16 januari 2017.

Uit de stukken volgt dat de reclassering het recidiverisico heeft ingeschat als hoog. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden kon door de reclassering niet worden ingeschat, omdat door de reclassering nimmer een goed beeld van klager is verkregen,
aangezien hij niet wilde meewerken aan onderzoek en begeleiding. De reclassering heeft echter – met het oog op het behalen van meer vrijheden tijdens detentie – de indruk dat klager zich aan voorwaarden weet te houden. De directeur van de p.i. Groot
Alphen heeft positief geadviseerd voor de verlening van een verlof voor de duur van 12 uur op een doordeweekse dag. De directeur adviseert onder meer de oplegging van een contactverbod met slachtoffers. Nu voorts uit de stukken volgt dat klager zich in
de inrichting goed gedraagt, hij in het plusprogramma verblijft, de onttrekking aan detentie inmiddels alweer vier jaar geleden heeft plaatsgevonden en de reclassering de indruk heeft dat klager zich aan voorwaarden weet te houden, is de
beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van de verlofaanvraag – ondanks het hoge recidiverisico – als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Hierbij is tevens in aanmerking genomen dat uit de stukken blijkt dat klager
zijn hoger beroep inmiddels heeft ingetrokken, zodat van een risico op beïnvloeding van getuigen geen sprake meer kan zijn. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Staatssecretaris zal worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven