Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4332/SGA, 30 december 2015, schorsing
Uitspraakdatum:30-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/4332/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 30 december 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 22 december 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 22 december 2015 om 16.45 uur en eindigend op 5 januari 2016 om 16.45 uur, wegens een positieve uitslag van een
urinecontrole op het gebruik van softdrugs terwijl verzoeker in de afgelopen maanden reeds meerdere malen disciplinair is gestraft voor drugsgebruik en er in dit geval geen sprake is van een afbouw van drugsresten.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het klaagschrift daar op 29 december 2015 is ontvangen en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 december 2015
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker bij gelegenheid van een urinecontrole van 14 december 2015 positief
heeft gescoord op het gebruik van cannabis en dat ook de uitslag van het herhalingsonderzoek positief was. Uit de inlichtingen van de directeur wordt verder aannemelijk dat er in dit geval geen sprake is van een afbouw van drugsresten in verzoekers
lichaam, maar dat sprake is geweest van bijgebruik na een eerdere urinecontrole. Gelet daarop kon de directeur, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter en rekening houdend met de omstandigheid dat verzoeker in de afgelopen maanden meermalen is
gesanctioneerd voor soortgelijke feiten, in redelijkheid onderhavige disciplinaire straf opleggen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.5

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven