Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3215/GA, 29 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3215/GA

betreft: [klager] datum: 29 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Lans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 september 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.
Klagers raadsvrouw, mr. K. Lans, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en bij die gelegenheid om aanhouding van de behandeling verzocht tot een latere datum. De beroepscommissie heeft ter zitting besloten de
behandeling van de zaak niet aan te houden. Een verslag van het besprokene ter zitting is aan de raadsvrouw toegezonden, waarbij zij in de gelegenheid is gesteld aanvullende opmerkingen bij het beroepschrift te maken en die aan de commissie te doen
toekomen. De raadsvrouw heeft vervolgens bij e-mail van 23 februari 2016 laten weten te volstaan met verwijzing naar het eerder ingediende beroepsschrift.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, waarvan één dag voorwaardelijk met een proeftijd van één maand, wegens het niet opvolgen van
opdrachten en het beledigen van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als
volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager kreeg verslag aangezegd terwijl hij zich van geen kwaad bewust was. Hij had zich er op verheugd om, zoals hem ook was toegezegd, de wedstrijd te mogen zien. Vervolgens mocht hij dat toch niet. De betreffende penitentiair inrichtingswerkster
(p.i.w.-ster) staat bekend als iemand die in eerste instantie ergens toestemming voor geeft en vervolgens die toestemming weer intrekt. Toen klager toch niet naar voetbal mocht gaan kijken heeft hij tegen die p.i.w.-ster enkel gezegd dat ze maar op
haar troon moest gaan zitten en de baas gaan spelen over iedereen. Andere woorden heeft hij niet gebruikt. Klager geeft aan dat wat hij gezegd heeft niet beledigend te vinden. Dat was feitelijk een reactie op het gedrag van dat personeelslid naar
klager. Klager heeft wel vaker met dit personeelslid gesproken over de wijze waarop zij de mensen benadert. Klager heeft hierover niet gesproken met het afdelingshoofd. Dat afdelingshoofd is het type persoon waartegen je dit soort zaken beter niet kunt
vertellen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De inhoud van het verslag is volgens de directeur duidelijk genoeg. Klager heeft dingen tegen het personeelslid op een bepaalde toon gezegd. Dat is door dat personeelslid als beledigend opgevat. Hoewel het verslag beter had kunnen worden opgesteld, is
het in de ogen van de directeur voldoende duidelijk. Klager kreeg van het personeelslid een opdracht en gaf daar vervolgens geen gevolg aan. In het daarop volgende gesprek bezigde hij provocerende taal. De beledigende woorden zijn terug te lezen in het
verslag. De uitspraak van de beklagcommissie zou daarom voor bevestiging in aanmerking komen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is allereerst van oordeel dat uit het rapport en de overige stukken niet kan worden afgeleid dat klager beledigende teksten tegen de betreffende medewerker van de p.i. zou hebben gebruikt. Dat de opstelling van klager niet plezierig
is geweest moge zo zijn, maar dat betekent nog niet dat de hiervoor weergegeven bewoordingen als belediging kunnen worden bestempeld.
Vast staat dat klager in eerste instantie geweigerd heeft te voldoen aan de opdracht van de medewerker van de p.i. om naar zijn cel te staan. Klager geeft dat ook toe. Voor dit gedrag kon in redelijkheid een disciplinaire straf als waarvan hier sprake
is worden opgelegd. Al met al zal de beroepscommissie daarom het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven