Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4143/GA, 25 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4143/GA

betreft: [klager] datum: 25 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door

[...], verder te noemen klager, en door mr. M.G. Vos, namens klager,

gericht tegen respectievelijk een voorgenomen beslissing van 7 december 2015 alsmede een definitieve beslissing van 10 december 2015 van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de locatie Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 februari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.G. Vos, de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het Penitentiair Psychiatrisch
Centrum (PPC) Scheveningen, [...], het hoofd behandeling van het PPC Scheveningen, [...], en [...], psychiater bij het PPC Scheveningen. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
Het beroep betreft:
a. de voorgenomen beslissing van de directeur van 7 december 2015, inhoudende dat klager met ingang van 16 december 2015 tot 16 maart 2016 zal worden verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel
46d,
aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling).
B. de definitieve beslissing van de directeur van 10 december 2015, inhoudende dat klager met ingang van 16 december 2015 tot 10 februari 2016 wordt verplicht tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft beroep ingesteld tegen de voorgenomen beslissing van 7 december 2015. Namens klager is beroep ingesteld tegen de definitieve beslissing van 10 december
2015.

Het toepassen van a-dwangbehandeling is een uiterste middel en derhalve pas gerechtvaardigd als blijkt dat vrijwillige inname van medicatie structureel wordt geweigerd en andere opties zijn uitgesloten. Klager is op 3 december 2015 overgeplaatst van de
p.i. Vught naar het PPC Scheveningen. Gelet hierop kan nog niet met zekerheid worden gesteld dat klager vrijwillige inname van medicatie structureel weigert. Niet kan worden uitgesloten dat verandering van het regime c.q. de omgeving een dusdanig
positieve invloed heeft op klager dat toepassing van a-dwangbehandeling niet noodzakelijk is.

Door en namens de directeur is de definitieve beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 3 december 2015 zou in de ochtend na klagers binnenkomst in het PPC Scheveningen een consult plaatsvinden tussen klager en zijn toekomstig
behandelend psychiater, B. Desgevraagd heeft de onafhankelijke psychiater L. klager na binnenkomst in de middag beoordeeld en gezien voor een second opinion, omdat psychiater B. die middag afwezig was. B. heeft wel de aanvraag voor dwangbehandeling
opgesteld. Dit heeft hij gedaan voordat klager het PPC binnenkwam.
Klager verbleef op de BPG-afdeling van de p.i. Vught. Aldaar kan geen dwangmedicatie worden opgestart, terwijl dit in klagers geval wel noodzakelijk was. Hij heeft eerder tijdens zijn verblijf in het PPC Vught dwangmedicatie toegediend gekregen.
Terugplaatsing naar het PPC Vught was niet mogelijk. De verwachting is niet dat de omgeving een positief effect heeft op zijn toestand. Hij heeft in het verleden een medegedetineerde ernstig mishandeld en hij heeft brand gesticht in zijn
verblijfsruimte, waarbij hij de toegang tot zijn verblijfsruimte voor hulpverleners heeft geblokkeerd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Tegen een voorgenomen beslissing als bedoeld in artikel 22e, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel staat op grond van artikel 72, derde lid, van de Pbw geen beroep
open. Enkel tegen een definitieve beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46e, eerste lid, van de Pbw, kan op grond van artikel 72, derde lid, van de Pbw rechtstreeks beroep worden ingesteld (vgl. beroepscommissie 3
december 2013, 13/2616/GA). Klager zal daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende.
In artikel 46e, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur ten behoeve van een beslissing tot a-dwangbehandeling een verklaring van de behandelend psychiater alsmede een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort
tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was, dient over te leggen.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is gebleken dat B. voorafgaand aan klagers binnenkomst in het PPC Scheveningen een verklaring heeft opgesteld zonder klager te hebben gesproken. In de door de onafhankelijke psychiater opgestelde
verklaring wordt B. genoemd als de aankomend behandelend psychiater van klager. De beroepscommissie is van oordeel dat B. ten tijde van het opstellen van zijn verklaring niet kon worden aangemerkt als de behandelend psychiater van klager en dat
derhalve
niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie acht termen aanwezig om klager een tegemoetkoming toe te
kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep onder a.
De beroepscommissie verklaart het beroep onder b gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 25 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven