Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3249/GM, 18 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3249/GM

betreft: [klager] datum: 18 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Grijsen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 24 september 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel is klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsman, mr. B.J. Polman, gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft
schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 juli 2015, betreft het feit dat klager erg ziek is en de inrichtingsarts weigert hem te behandelen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is van mening dat is nagelaten hem de benodigde zorg te bieden. Klager is op 23 april 2015 de inrichting binnengekomen. Hij vermoedde dat hij hiv besmet was,
waarna
een bloedtest is afgenomen. Nadat op 11 juni 2015 de uitslag van het bloedonderzoek was medegedeeld, hielden klagers klachten aan. Dit heeft hij verschillende keren aangegeven. Uit de uitslag van de bloedtest blijkt dat klagers bloed slechts op drie
ziektes is onderzocht. Geconcludeerd is dat klagers klachten psychisch van aard zijn. Klager voelt zich niet serieus genomen en afgewimpeld. Hij is ziek, maar hij wordt niet geholpen. Het is volgens klager onzin dat zijn klachten psychisch van aard
zouden zijn. Ook is het onzorgvuldig dat zijn klachten niet breder zijn onderzocht. Hij heeft de klachten nog steeds. Hij heeft last van tintelingen in zijn voeten, zijn knieën functioneren niet goed en hij heeft last van misselijkheid. Soms heeft hij
bloed in zijn urine. Klager had blaasjes op zijn handen, maar die zijn inmiddels verdwenen. Klager denkt dat hij besmet is met hiv of dat hij een andere ernstige ziekte heeft. Hij heeft voor zijn detentie verschillende partners gehad. Klager vertrouwt
de bloeduitslagen niet. Overal worden fouten gemaakt. Nagelaten is nogmaals een (uitgebreider) bloed- en lichamelijk onderzoek uit te voeren. Voorts is zijn urine alleen op het gebruik van drugs getest, maar niet op ziektes. De uitslagen van de in de
p.i. Almere afgenomen bloedtest bevinden zich niet in het dossier. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. De inrichtingsarts is het eens met de conclusie van de medisch adviseur. Nadat klager zijn ongerustheid had uitgesproken over een eventuele seksueel
overdraagbare aandoening, heeft de inrichtingsarts, in aanvulling op het reeds verrichte onderzoek in de p.i. Almere, nogmaals klagers bloed door het laboratorium laten onderzoeken, hetgeen wederom negatieve uitslagen voor hiv, hepatitis- B en lues
liet
zien. Klager weigert deze uitslagen te accepteren, hetgeen volgens de inrichtingsarts ook een gevolg is van klagers psychische gesteldheid of - ziekte, in verband waarmee hij ook is opgenomen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum.

2. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier van klager, volgt dat op 8 april 2015 klagers bloed in de p.i. Almere is onderzocht. Hieruit zijn geen aanwijzingen voor een infectieziekte naar voren gekomen. Omdat klager zich zorgen bleef maken, is na
binnenkomst van klager in de p.i. Vught door de inrichtingsarts opnieuw een bloedonderzoek aangevraagd. De uitslag van 2 juni 2015 bleek negatief op hiv, hepatitis- B en lues.

Uit het medisch dossier blijkt verder dat klager na zijn binnenkomst in de p.i. Vught op 23 april 2015 veelvuldig is gezien door de medische dienst. De medische dienst heeft getracht klager uitleg te geven over de uitslag van de bloedtest. De
beroepscommissie acht het onwaarschijnlijk dat klagers klachten duiden op een hiv-infectie. Zij is van oordeel dat de inrichtingsarts niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen verder onderzoek te (laten) verrichten. De beroepscommissie is het
voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster secretaris, op 18 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven