Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4272/GB, 18 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/4272/GB

Betreft: [klager] datum: 18 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 december 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) in het kader van een zogenaamd stapeltraject afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 29 januari 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Klager wil beroep instellen tegen de negatieve beslissing van de selectiefunctionaris nu de selectiefunctionaris geen vertrouwen heeft in een goed verloop van een stapeltraject.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is op 23 april 2015 reeds in het kader van een stapeltraject in de z.b.b.i. van de locatie Scheveningen geplaatst. Tijdens een regimair verlof heeft klager op 27 juni 2015 vanuit zijn huidige detentie strafbare feiten gepleegd, waarvoor hij op
14
december 2015 in eerste aanleg is veroordeeld. Klager heeft hiervoor een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd gekregen. Deze veroordeling heeft invloed
op de einddatum van klagers detentie en door het plegen van strafbare feiten gedurende vrijheden vanuit de huidige detentie bestaat er geen vertrouwen meer in het verlenen van vrijheden.

4. De beoordeling
4.1 In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd

in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes
maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2 In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3 Onweersproken is dat klager, tijdens zijn laatste verlof op 27 juni 2015, een strafbaar feit heeft gepleegd. Hiervoor is hij op 14 december 2015 in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden. De detentie is hierdoor
verlengd
waardoor de fictieve einddatum van klagers detentie op 20 juni 2018 is gesteld. Hierdoor voldoet klager niet aan de voorwaarden voor plaatsing in een z.b.b.i. Bovendien is er, gezien het feit dat klager wederom een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd
tijdens zijn verlof, momenteel geen vertrouwen in een goede afloop van het traject. Gelet op het voorgaande, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

15/4272/GB

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van de Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van L. L. Heikens, secretaris, op 18 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven