Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3963/TA, 16 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3963/TA

betreft: [klager] datum: 16 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.T. Willemsen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 november 2015 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 januari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager gehoord. Klagers raadsman mr. J.T. Willemsen heeft bericht te zijn verhinderd ter zitting te verschijnen en heeft het beroep schriftelijk
toegelicht.
[...], juridisch medewerker bij de Pompestichting te Nijmegen, heeft voor aanvang van de zitting laten weten dat vanwege een treinstoring geen treinverkeer tussen Nijmegen en ’s-Hertogenbosch mogelijk was en dat zij daarom verhinderd was om ter zitting
te verschijnen. Zij heeft verzocht om verslaglegging van het horen ter zitting met de gelegenheid om schriftelijk te reageren.
Het verslag van horen is op 26 januari 2016 aan de inrichting gezonden. De schriftelijke reactie van het hoofd van de inrichting van 5 februari 2016 is op 9 februari 2016 ter kennisneming doorgezonden aan klager en zijn raadsman.

De beroepscommissie bestond door onvoorziene omstandigheden ter zitting uit twee personen; een derde lid beslist mee op de stukken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a. weigering van bezoek van medepatiënten op klagers kamer van 26 tot 29 juni 2015,
b. beperking van de bewegingsvrijheid op het terrein.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder b, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is onevenredig zwaar bestraft voor het incident dat met wederzijdse toestemming heeft plaatsgevonden. De bestraffing duurt zelfs in strijd met
artikel 49, eerste lid, onder b, Bvt langer dan twee weken. Er is geen sprake van een algemene regel nu aan medebewoners geregeld terreinverlof wordt toegekend.

Klager heeft het beroep ter zitting als volgt toegelicht. Hij heeft ergens gelezen dat je, als je vrijheden hebt, over het terrein mag lopen of er nu camera’s hangen of niet. Hem is tot eind vorig jaar nooit uitgelegd dat hij niet mocht lopen op
plekken
waar geen camera’s zijn. Maar de ene bewoner mag dat wel en de andere niet. De inrichting voert wel aan dat dit in zijn geval verband houdt met het hebben van seksueel contact met een medepatiënt, maar dat is niet altijd het geval. In zijn behandelplan
staat geen beperking in zijn bewegingsvrijheid opgenomen. Wel staat er nu naar aanleiding van het hebben van seksueel contact met een medepatiënt in dat hij op de verharde paden moet blijven en dat hij bijvoorbeeld niet in het bos of achter het balkon
mag komen. Klager overlegt een plattegrond van het terrein, waarop de staf het deel waar klager niet mag komen geel gearceerd heeft. Hij heeft dit document gekregen toen hij de in beroep bestreden terreinmaatregel kreeg. Klager vindt het niet duidelijk
aangegeven waar hij niet mag komen. De werkplek ‘De Maat’ (o.a. bibliotheek en VTB) is niet geel gearceerd, maar klager is daar laatst weggehaald omdat hij daar niet meer mocht komen. Hij werkt nu in de montage.
Ook de bezoekmaatregel houdt verband met het hebben van seksueel contact met de desbetreffende medepatiënt. Klager ziet het probleem niet, nu zowel hij als zijn medepatiënt seksueel contact op kamer willen hebben en, om anderen niet te storen, de
kamerdeur sluiten. Het feit dat de desbetreffende medepatiënt ook een opendeur-beleid heeft is wel een probleem.
Klager heeft tot op heden nog steeds een opendeur-beleid. Hij wil graag weer bezoek op zijn kamer met gesloten deur. Klager heeft daar verder niet meer over gesproken. Het is wel een moeilijk onderwerp, maar klager vindt het niet moeilijk om daar over
te praten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het beroepschrift zijn geen inhoudelijke gronden met betrekking tot de weigering van bezoek van medebewoners op klagers kamer
ingediend. Nu die gronden pas ter zitting naar voren zijn gebracht, zijn die gronden te laat ingediend. Verwezen wordt naar RSJ 22 oktober 2015, 15/1765/TA.
Voor het geval de beroepscommissie anders oordeelt, wordt verwezen naar hetgeen in de beklagprocedure door de inrichting is aangevoerd en door de beklagcommissie is overwogen.
Conform artikel 7 van de afdelingsregels LFPZ kan aan bewoners van de locatie Zeeland onder voorwaarden onbegeleid terreinverlof worden toegekend. Daarnaast is over de afdelingen een document met betrekking tot de bedoelde voorwaarden verspreid. Het
gebied binnen de stippellijnen betreft gebied zonder cameratoezicht. Patiënten met onbegeleid terreinverlof mogen op dat gebied alleen komen om gericht van A naar B te gaan en zich dus niet structureel ophouden op dat gebied. Aan klager is onbegeleid
terreinverlof toegekend. In klagers behandelplan is klagers bewegingsvrijheid niet nader bepaald. Wel is in de periode van de klacht aan klager het door hem overgelegde document overhandigd met voor hem extra geldende voorwaarden. Op dat document is
expliciet het gebied waar klager zich onbegeleid op mag begeven geel gearceerd, namelijk alleen de verharde paden en niet de ruïne (stuk oudbouw dat zich op het geel gearceerde gebied bevindt). Het geel gearceerde gebied bestrijkt een groter gebied dan
het gebied waar geen cameratoezicht is, omdat het behandelteam vermoedt dat klager op het gebied tussen de stippellijnen en het geel gearceerde gebied seksuele contacten heeft gehad en het cameratoezicht op dat gebied beperkt is. Om die reden mag
klager
daar niet onbegeleid komen.

3. De beoordeling
Vast staat dat klagers raadsman in het beroepschrift alleen gronden ten aanzien van het beklag onder b. heeft aangevoerd en dat klager ter zitting tevens gronden voor het beklag onder a. heeft aangevoerd. Dit betreft een andere situatie dan in RSJ 22
oktober 2015, 15/1765/TA, in welke zaak zowel de raadsman als de klager niet ter zitting zijn verschenen en de raadsman voor het eerst in beroep op de dag vóór de zitting om 16.29 uur gronden van beroep ten aanzien van de materiële ongegrondverklaring
van een onderdeel van beklag had ingediend. De beroepscommissie hanteert ten aanzien van klagers een andere lijn voor het indienen van gronden van beroep dan ten aanzien van raadslieden en directeuren/hoofden van een inrichting, namelijk dat klagers
tot
en met de zitting hun beroep van gronden kunnen voorzien. Naar het oordeel van de beroepscommissie is klager daarom ontvankelijk in zijn beroep ten aanzien van zowel onderdeel a. als onderdeel b. van het beklag

a. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

b. Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat klager volgens artikel 7.1. van de huisregels onbegeleide bewegingsvrijheid op het terrein heeft onder voorwaarden die hem bij apart document zijn uitgereikt.
Die
voorwaarden houden in dat klager zich niet onbegeleid op bepaalde delen van het terrein mag begeven vanwege het vermoeden dat klager daar seksuele contacten met een medebewoner heeft gehad. In het behandelplan is die beperking in de bewegingsvrijheid
niet opgenomen, maar voldoende aannemelijk is dat de beperking verband houdt met zijn in het behandelplan opgenomen behandeling in welk kader van klager openheid op het gebied van seksualiteit en relaties wordt verwacht. Een dergelijke beperking van de
bewegingsvrijheid is niet aan te merken als een beslissing van het hoofd van de inrichting waartegen op grond van artikel 56 Bvt beklag open staat. Klager kan op deze grond niet in dit beklag worden ontvangen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 16 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven