Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3162/GA, 15 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3162/GA

betreft: [klager] datum: 15 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Schuurman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 september 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zwaag te Hoorn

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Namens de beroepscommissie zijn bij de juridisch medewerker van de locatie Zwaag te Hoorn de stukken met betrekking tot de opgelegde disciplinaire straf opgevraagd, waarna door de juridisch medewerker is bericht dat geen rapport van 24 juli 2015 is
gevonden.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is een kantoorgenoot van klagers raadsman, [...], gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De directeur van de locatie Zwaag is evenmin ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf d.d. 24 juli 2014 van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel in verband met roken tijdens de arbeid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagrechter heeft beslist op het beklag zonder klager te horen. Bovendien heeft de beklagrechter de termijn waarbinnen
uitspraak gedaan had moeten worden, ruimschoots overschreven. Onderliggende stukken met betrekking tot de opgelegde straf bevinden zich niet in het dossier, waardoor niet te controleren is of aan de formele vereisten was voldaan. In reactie op de
namens
de beroepscommissie opgevraagde stukken, wordt aangevoerd dat het schriftelijke verslag ten onrechte niet is aangezegd. Voorts is klager pas na twee dagen gehoord.

De directeur heeft zijn standpunt niet toegelicht.

3. De beoordeling
Voor zover klager klaagt over de trage afhandeling van zijn beklag en het onderzoek van de beklagrechter, overweegt de beroepscommissie dat klachten over de bij de beklagrechter gevolgde procedure door de beroepscommissie niet worden beoordeeld, nu het
beklag in beroep opnieuw in volle omvang wordt behandeld. Voorts is weliswaar in artikel 67, eerste lid, van de Pbw vermeld dat de beklagrechter binnen een termijn van vier weken uitspraak doet – welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten
hoogste vier weken kan worden verlengd – maar heeft de wetgever geen rechtsgevolgen aan overschrijding van die termijn verbonden.

Namens de directeur is op 8 december 2015 bericht dat geen stukken met betrekking tot de disciplinaire straf van 24 juli 2014 zijn gevonden. Derhalve is het voor de beroepscommissie niet mogelijk te toetsten of aan de (wettelijke) vereisten voor
oplegging van de disciplinaire straf is voldaan. Reeds hierom zal het beroep gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet aanleiding voor
toekenning van een tegemoetkoming aan klager en stelt de hoogte daarvan vast op € 5,=. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit het klaagschrift volgt dat klager erkent te hebben gerookt tijdens de arbeid.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, dr. A. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 15 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven