Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3524/JA en 15/3544/JA, 11 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 15/3524/JA en 15/3544/JA

betreft: [klager] datum: 11 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, van respectievelijk

de directeur van justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Juvaid, locatie Veenhuizen, en

[...], geboren op 28 april 1995, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 oktober 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de j.j.i. Juvaid, locatie Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 januari 2016, gehouden in de rechtbank te Utrecht is gehoord de kantoorgenoot van klagers raadsman mr. N. van Wersch.

Telefonisch is door de j.j.i. Juvaid, locatie Veenhuizen, bericht dat klager geweigerd heeft om zich door DV&O te laten vervoeren.

De directeur van j.j.i. Juvaid, locatie Veenhuizen, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen uitsluiting van activiteiten wegens invoer van contrabande ingaande op 20 juli 2015 en beëindigd na toewijzing van een schorsingsverzoek door de schorsingsvoorzitter op 24 juli 2015.

De beklagrechter heeft het beklag op formele en materiële gronden, voor zover de disciplinaire straf langer dan drie dagen heeft geduurd, gegrond verklaard, voor de formele gegrondverklaring een tegemoetkoming van € 10,= en voor de materiële
gegrondverklaring een tegemoetkoming van € 15,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In artikel 54, eerste lid, Bjj wordt geen termijn verbonden aan het doen van een schriftelijk verslag. Uiteraard moet een dergelijk verslag binnen een zo kort mogelijke termijn aan de directeur worden aangeboden maar voor het nemen van een weloverwogen
beslissing is het belangrijk dat alle noodzakelijke feiten en omstandigheden worden meegenomen. Ook kan blijken dat een verslag niet voldoende informatie geeft met als gevolg dat de directeur nog aanvullend onderzoek moet doen. In dit geval moesten de
camerabeelden worden bestudeerd, met medewerkers worden gesproken en dagjournaals worden geraadpleegd. Daarbij komt dat de beklagrechter in de afhandelingstermijn nota bene het weekend meetelt. Dit is onredelijk. Een beslissing tot oplegging van een
disciplinaire straf is voorbehouden aan de directeur. Een directeur werkt niet zeven dagen per week en geen 24 uur per dag. Ook de jongere is niet benadeeld als in de afhandelingstermijn het weekend niet wordt meegeteld.
Vast is komen staan dat klager contrabande heeft binnengesmokkeld en dat hij niet heeft willen verklaren wat hij nu echt in ontvangst heeft genomen. Er is sprake van twintig op de dertig positieve urinecontroles. Klager heeft niet gemeld dat hij niet
zijn oom, zoals opgegeven, op bezoek had maar een vriend. Hij laat dealergedrag zien in de inrichting. De opgelegde straf is proportioneel. De beklagrechter heeft niet gemotiveerd waarom volstaan zou kunnen worden met een straf van drie dagen.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door klager is niet bedoeld om beroep in te stellen. Als een schrijven van hem als beroepschrift is aangemerkt, kan dit als ingetrokken worden beschouwd.
Er dient zo spoedig mogelijk verslag te worden opgemaakt. De directeur heeft tijdens de beklagprocedure geen uitleg gegeven waarom het zo lang heeft geduurd en blijft steken in algemeenheden. Door de directeur wordt door te vermelden dat klager
dealergedrag zou vertonen en positieve urinecontroles heeft gehad, geprobeerd een beeld te schetsen waardoor de strafoplegging gerechtvaardigd zou zijn. Dit is oneigenlijk. De beklagrechter heeft terecht geoordeeld dat niet vaststaat wat klager heeft
ingevoerd. Voor de duur van een straf maakt het uit of drugs zijn ingevoerd of iets anders.

De camerabeelden die door de directeur zijn overgelegd, zijn ter zitting bekeken door
mr. N. van Wersch, die na het zien van de beelden heeft verklaard vast te stellen dat iets is overgedragen, maar dat dit voor het beroep verder niet relevant is.

3. De beoordeling
15/3544/JA:
De beroepscommissie beschouwt het met het kenmerk 15/3544/JA geregistreerde beroep van klager, gelet op de mededeling van mr. N. van Wersch, als ingetrokken.

15/3524/JA:
Juist is zoals door de directeur is gesteld dat artikel 54, eerste lid, Bjj geen termijn verbindt aan het kenbaar maken van het voornemen van een personeelslid of medewerker om verslag uit te brengen aan de directeur. Uit artikel 54, tweede lid, Bjj
volgt echter dat de directeur zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan een beslissing dient te nemen over het opleggen van een disciplinaire straf. Hieruit valt af te leiden dat ook voor wat betreft het opmaken van het verslag niet dient te
worden gedraald en dat dit eveneens zo spoedig als mogelijk is, dient te worden opgemaakt. Door de directeur is ter beklagzitting aangegeven dat tijdens de standaardcontrole van de beelden na het bezoek, dat plaatsvond op 15 juli 2015, door de
beveiliging is geconstateerd dat een bezoeker van klager heimelijk contrabande aan hem overhandigde. De beroepscommissie leidt hieruit af dat de beelden direct na het bezoek zijn gezien en dat dit geen verklaring geeft voor het feit dat het verslag pas
is afgedaan en klager ter zake pas is gehoord op 20 juli 2015. De beroepscommissie zal voor wat betreft de formele gegrondverklaring van het beklag het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met
deels
wijziging en aanvulling van de gronden.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat op grond van artikel 54, eerste lid, Bjj juncto artikel 55, eerste lid, Bjj de directeur een jeugdige een disciplinaire straf kan opleggen indien geconstateerd is dat deze betrokken is bij feiten die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting.
Uit de door de directeur overgelegde camerabeelden is gebleken dat tijdens het bezoek op heimelijke wijze contrabande is overgedragen aan klager. Klager heeft vervolgens geweigerd om openheid van zaken te geven en heeft een urinecontrole na het bezoek
geweigerd. Klager had voorts opgegeven dat een oom hem zou bezoeken terwijl uiteindelijk bleek dat een vriend hem heeft bezocht. De stelling van de directeur dat twintig van de dertig bij klager afgenomen urinecontroles een positief resultaat op het
gebruik van drugs hebben gegeven, is door of namens klager niet betwist.
De beroepscommissie is, het bovenstaande in onderling verband en samenhang gezien, van oordeel dat de beslissing om klager ter zake een disciplinaire straf van zeven dagen uitsluiting van activiteiten, waarvan er vier zijn tenuitvoergelegd, op te
leggen
niet als onredelijk of onbillijk of disproportioneel kan worden aangemerkt. Zij zal het beroep van de directeur op dit punt gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag op materiële gronden alsnog ongegrond
verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur (15/3524/JA) voor wat betreft de formele gronden ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met deels aanvulling en wijziging van de gronden. Zij verklaart het beroep
van
de directeur voor wat betreft de materiële gronden gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven