nummer: 15/3410/GA
betreft: [klager] datum: 11 februari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 september 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer, voor zover daartegen beroep is ingesteld, betreffende:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens het overtreden van klagers voorwaarden en de verdenking van het plegen van een strafbaar feit tijdens zijn algemeen verlof (ZO 2015/120);
b. het stellen van voorwaarden aan een algemeen verlof (ZO 2015/127 en 129);
c. de terugplaatsing van klager naar het basisprogramma (ZO 2015/128);
d. het aanbieden van post aan een gedetineerde met dezelfde achternaam als klager (ZO 2015/130);
e. het insluiten van klager op cel tijdens de kerkdienst (ZO 2015/195);
f. het missen van een bezoek in de familiekamer (ZO 2015/196);
g. het ontvangen van te weinig arbeidsloon (ZO 2015/197);
h. de omstandigheid dat het dagprogramma niet voorziet in een douchemoment op woensdag tot en met vrijdag (ZO 2015/231);
i. het op 11 maart 2015 omzetten van buitensport (voetbal) naar binnensport (fitness) (ZO 2015/232),
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagcommissie heeft het beklag onder a., b., c., g., h. en i. ongegrond verklaard, het beklag onder f., d. en e. gegrond verklaard en inzake het beklag onder f. een tegemoetkoming van € 5,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a., b., g., h. en i. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot andere beslissingen kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden
verklaard.
Ten aanzien van het beklag onder c. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie van de beroepscommissie (onder meer RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA) dient de directeur voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de
directeur
het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel
‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende
gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.
Uit het voorliggende degradatiebesluit blijkt dat de directeur heeft besloten tot terugplaatsing van klager vanwege de opgelegde sanctie voor het overtreden van de voorwaarden tijdens het verlof. Niet is gebleken dat de directeur voorafgaande aan de
degradatiebeslissing een dergelijke belangenafweging heeft gemaakt. In het degradatiebesluit wordt enkel de negatieve gedraging van klager beschreven, terwijl het structurele, positieve gedrag van klager in het geheel niet wordt vermeld. Daarnaast
wordt
door de directeur geen keuze gemaakt tussen ‘oranje’ en ‘rood’ gedrag. Gelet op bovenstaande moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep zal daarom gegrond worden
verklaard,
de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het
toekennen van een tegemoetkoming.
Ten aanzien van het beklag onder d. overweegt de beroepscommissie dat zij zich kan verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beklag onder e. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen voor de insluiting van klager gedurende de kerkdienst. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een
tegemoetkoming van € 5,= toekennen.
Ten aanzien van het beklag onder f. overweegt de beroepscommissie dat zij zich kan verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a., b., d., f., g., h. en i. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel e. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 11 februari 2016.
secretaris voorzitter