Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2980/GA, 8 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2980/GA

betreft: [klager] datum: 8 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W.J. Faber, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 september 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. C.W.J. Faber en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Grave.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft :
a. de interne overplaatsing naar afdeling A3;
b. het insluiten tijdens de voor de arbeid bestemde tijd.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag ziet met name op de overplaatsing van klager naar een andere afdeling. Hierdoor werd hij tijdens de voor de arbeid bestemde tijd ingesloten. Klager kon, omdat hij arbeidsongeschikt is verklaard, niet deelnemen aan de arbeid. Hij mocht
tijdens
de arbeidstijd wel deelnemen aan een vervangend programma maar zich niet vrij bewegen over de afdeling. Voordien mocht dat laatste wel. Klager had op de eerdere verblijfsafdeling uitgesloten kunnen worden. Klager heeft nog opgemerkt dat er op die
afdeling voldoende personeel aanwezig was om dat uitsluiten mogelijk te maken. Door hem over te plaatsen is die mogelijkheid vervallen. Klager is van mening dat hem daardoor onrecht is aangedaan. Ten aanzien van dat geboden vervangende programma
handhaaft klager zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft de eerdere uitspraak van de beklagcommissie direct opgevolgd. De directeur ontving die uitspraak op 5 augustus 2015 en op 6 augustus 2015 is geregeld dat klager tijdens de arbeidsuren in de kantine van de werkzaal kon verblijven.
Klager heeft er toen voor gekozen niet deel te nemen aan dat vervangend programma en hij werd daarom ingesloten. Klager is intern overgeplaatst omdat op de eerdere verblijfsafdeling niet de garantie kon worden gegeven dat klager deel kon nemen aan het
vervangende programma dan wel kon worden uitgesloten. Op die afdeling was geen personeel voorhanden tijdens de arbeidsuren.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
De beklagcommissie heeft in haar uitspraak verzuimd te beslissen op de klacht over de interne overplaatsing van klager. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit onderdeel van het beklag niet terugwijzen naar de beklagcommissie maar zelf
afdoen.

Klager verbleef op een afdeling van de inrichting waar tijdens de arbeidsuren, volgens de verklaring van de directeur, welke verklaring aannemelijk wordt geacht, geen vervangende activiteit geboden kon worden. De beklagcommissie heeft de directeur naar
aanleiding van de gegrondverklaring van een eerdere klacht opgedragen zorg te dragen dat klager een dergelijke activiteit wel geboden kreeg. Gelet op deze beslissing is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klager over te plaatsen naar
een afdeling waar dit wel mogelijk was, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk is. Dit onderdeel van het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat aan gedetineerden die als arbeidsongeschikt worden aangemerkt, onder wie ook klager, in de inrichting een vervangende activiteit aangeboden wordt in de kantine van de arbeidszaal. Dat klager ongeschikt
zou zijn voor deelname aan die vervangende activiteit is niet gesteld en ook niet aannemelijk geworden. Gelet daarop kon de directeur, wanneer klager niet deel wenste te nemen aan de vervangende activiteit, in redelijkheid besluiten klager in te
sluiten
voor de duur van die activiteit. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart onderdeel a van het beklag ongegrond.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van |
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven