Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3493/GA, 5 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3493/GA

betreft: (klager) datum: 5 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak van 22 oktober 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van (...), verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 januari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. Bruinsma, en (...), plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van drie dagen ingaande 24 juli 2015, vanwege klagers gedrag bij een zitting van de
beklagcommissie.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van €22,50 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur acht het gedrag van klager laakbaar en hij heeft klager hierop aangesproken. Tijdens het uitspreken van de uitspraak door de voorzitter van de beklagcommissie is klager opgestaan en weggelopen en heeft hij het woord hypocriet gezegd. Dat
gaat de directeur te ver. De beklagcommissie gaat wel heer erg op de stoel van de directeur zitten. Het beroep van de directeur gaat om drie punten:
-de directeur had graag een oordeel van de beklagcommissie gezien over het gedrag van klager en daarna over de hoogte van de sanctie;
-het is opmerkelijk dat de beklagcommissie in bijna dezelfde samenstelling als tijdens het incident het beklag van klager heeft beoordeeld;
-de directeur was er zelf bij en heeft gezien en gehoord wat er is gebeurd. De directeur zou zo weer een straf opleggen.
De situatie was als volgt. Het beklag van klager werd door de beklagcommissie ongegrond verklaard. De sfeer was goed tot het moment van de uitspraak. Klager stond op terwijl de voorzitter van de beklagcommissie een toelichting op de uitspraak aan het
geven was. De directeur sprak klager aan. Klager liep naar de deuropening en zei het woord “hypocriet” op een dusdanige toon en volume dat iedereen het kon horen. De directeur heeft de situatie daarna nog besproken met de beklagcommissie die daar zat.
Hij heeft zijn verbazing en boosheid uitgesproken en gezegd “ben ik de enige die zich hieraan stoort?”.
De zitting vond laat in de middag plaats, de directeur heeft klager de volgende dag gesproken. Drie dagen eigen cel is niet de zwaarste straf die je kan krijgen, blijf er als beklagcommissie dan vanaf.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
mr. Bruinsma was zelf aanwezig bij de bewuste zitting van de beklagcommissie en kan dus als getuige verklaren. De raadsman vraagt zich af of er wel sprake is van een strafwaardig feit als bedoeld in artikel 50 van de Pbw. Er werden die middag veel
beklagzaken achter elkaar behandeld met verschillende onderwerpen. De raadsman had niet door dat de voorzitter nog niet klaar was en was zelf ook opgestaan. Hij was bezig met klager die verontwaardigd was over de uitspraak. De raadsman heeft vervolgens
zijn excuses aangeboden omdat het gedrag van klager mogelijk als onbeschoft opgevat kon worden. Dat klager het woord hypocriet heeft gezegd is niet in discussie. Wel de gang van zaken en de uitkomst. De directeur geeft er een andere interpretatie aan.
Bij de deur heeft de directeur zijn ongenoegen geuit tegen de raadsman. De raadsman heeft zich verbaasd over de sanctie. De beklagcommissie heeft naast de feiten de belangen afgewogen. De raadsman vindt niet dat de beklagcommissie op de stoel van de
directeur is gaan zitten en vindt de uitspraak juist.
Klager geeft aan dat van het relaas van de directeur weinig klopt. Klager is rustig gebleven, maar wond zich op over de uitspraak. Hij zei tegen zijn raadsman “wat is dit?”. Dit was zijn eerste beklagzaak en hij weet niet precies hoe het gaat. De
voorzitter sprak langzaam en zei “dit is was het”, maar daarna kwam nog de beroepsmogelijkheid. Klager was toen al met zijn advocaat in gesprek en liep naar de deur van de ruimte waar andere gedetineerden zaten te wachten. Ze vroegen of klager had
gewonnen en klager zei toen dat het een hypocriete uitspraak was. Klager en de directeur kwamen elkaar tegen op de gang en de sfeer was grimmig. De directeur zei dat klager naar zijn cel moest gaan en dat ze elkaar nog wel zouden zien.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, in verbinding met artikel 50, eerste lid van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen indien een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de
inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
De beroepscommissie merkt in de gegeven omstandigheden het uitspreken van het woord hypocriet door klager weliswaar aan als ongepast, maar daarmee nog niet als een strafwaardig feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. De beslissing tot
oplegging van de straf aan klager moet derhalve als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U.van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven