Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2932/GA, 15/2941/GA en 15/3496/GA, 5 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2932/GA, 15/2941/GA en 15/3496/GA

betreft: (klaagster) datum: 5 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Nieuwersluis

en van beroepschriften van

(...), verder te noemen klaagster, namens haar ingediend door mr. N. Hendriksen,

gericht tegen uitspraken van 27 augustus 2015 en 19 oktober 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 januari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. N. Hendriksen, en (...), plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. (15/2932/GA) een ordemaatregel van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van drie dagen ingaande 27 juli 2015, vanwege werkweigering;
b. (15/2941/GA)
- een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv voor de duur van drie dagen ingaande 1 juli 2015 vanwege werkweigering;
-een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv voor de duur van drie dagen ingaande 6 juli 2015 vanwege werkweigering;
-een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv voor de duur van drie dagen ingaande 15 juli 2015 vanwege werkweigering;
c. (15/3496/GA)-een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv voor de duur van drie dagen ingaande 12 augustus 2015 vanwege werkweigering;
-een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv voor de duur van drie dagen ingaande 17 augustus 2015 vanwege werkweigering.

De beklagcommissie heeft het beklag met betrekking tot de zaken b en c ongegrond verklaard en het beklag met betrekking tot a gegrond verklaard en een tegemoetkoming van €22,50 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a. Klaagster kreeg de beschikking met de ordemaatregel en had meteen gevraagd wat het verschil was met een straf. De tegemoetkoming moet niet lager worden.
Met betrekking tot b en c. Desgevraagd geeft klaagster aan dat ze ongeveer sinds een maand celarbeid verricht en dat gaat goed. Het steekt haar wel dat ze zelf al eerder om de mogelijkheid van celarbeid heeft gevraagd en dat dat steeds niet kon, maar
toen de verpleegkundige het voorstelde kon het wel meteen.
Klaagster heeft meerdere malen aangegeven de druk op de werkzaal niet meer aan te kunnen. De p.i. is echter hardnekkig gebleken en wil geen dialoog met klaagster om tot een oplossing te komen. Ze is bekend met medische problemen, heeft een
reumaverleden. Het klopt dat de arbo-arts en de inrichtingsarts haar niet arbeidsongeschikt hebben verklaard, maar er is in de adviezen ook aangegeven dat er rekening met klaagsters beperkingen moet worden gehouden. Dat is niet gebeurd. Klaagster moest
gewoon steeds naar de arbeidszaal. Als klaagster dan meermalen aangeeft dat het niet gaat, wordt ze bijna continu cellulair geplaats. Volgens klaagster zijn de straffen van drie dagen steeds onrechtmatig opgelegd, want klaagster heeft onderbouwde
medische argumenten om niet te werken. De gebeurtenissen zijn voor klaagster zeer emotioneel geweest, de relatie met het personeel van de inrichting is verstoord en daarom heeft ze om overplaatsing gevraagd.
De zaken zijn niet gegaan zoals de directeur stelt. Klaagster zit als gedetineerde niet op hetzelfde niveau als het personeel van de inrichting en ervaart een onderdrukkende sfeer in de gesprekken. De psycholoog die klaagster heeft gesproken was een
stagiair. Het was haar laatste week in de p.i. en ze nam afscheid van klaagster. De psycholoog opperde de mogelijkheid van de wasserij en dat leek klaagster wel wat. Er was haar niet verteld dat de psycholoog onder toezicht stond en er bestond bij haar
derhalve geen reden om aan het voorstel te twijfelen. Klaagster heeft met het werk zelf geen moeite, maar wel met de werkplaats. Klaagster ervaart het als een kippenhok, het is veel te druk. Klaagster moest echter steeds weer mee naar dezelfde
werkzaal.
Ze kampt met een zware depressie en daar is helemaal geen rekening mee gehouden. Er is niet gekeken naar het hele beeld en daardoor ontstond een ja nee discussie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a. Op 27 juli 2015 is bedoeld een disciplinaire straf op te leggen. Door een administratieve fout staat op de beschikking maatregel in plaats van straf.
Met betrekking tot b en c. Sinds de plaatsing van klaagster in de gevangenis bestaat er verschil van inzicht over haar deelname aan de arbeid. Volgens klaagster zijn er problemen van medische en psychische aard. Klaagster heeft op een gegeven moment
afgezien van arbeid en loon. Er is toen opnieuw gekeken naar een oplossing en die is gevonden in celarbeid.
De directeur is er verbaasd over dat de inrichting wordt verweten de dialoog niet met haar te zijn aangegaan. De inrichting heeft klaagster juist steeds een aanbod gedaan, bijvoorbeeld om niet in het midden van de arbeidszaal te werken maar op een
andere plek, maar daar was met klaagster geen gesprek over mogelijk. Klaagster heeft een ander beeld over haar situatie. De arbo-arts, de inrichtingsarts en de psycholoog hebben allen aangegeven dat klaagster, met de nodige aanpassingen, aan de arbeid
kan deelnemen. De door klaagster aangeven psychische problematiek kost tijd om te onderzoeken. Klaagster heeft niet continu cellulair opgesloten gezeten. De directeur heeft de straffen niet laten oplopen. Vanaf het moment dat klaagster afzag van
deelname aan de arbeid heeft ze verder aan alle activiteiten meegedaan. Klaagster is toen voor de keuze gesteld, of weer terug naar de arbeidszaal of nog een keer naar de medische dienst. Ze heeft het laatste gedaan en daar is de celarbeid uit
voortgekomen. De directeur is blij met deze oplossing. De directeur heeft van het gesprek dat klaagster met de psycholoog heeft gehad begrepen dat klaagster kan werken met de mogelijkheden die er zijn en in de luwte. Klaagster komt niet voor de
wasserij
in aanmerking omdat ze niet aan de voorwaarden voldoet.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

Met betrekking tot b en c. Op grond van artikel 51 in verbinding met artikel 50 van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen indien een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de met de orde of de veiligheid in
de
inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Uit jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat het niet voldoen aan een opdracht van het personeel als een strafwaardige gedraging kan worden aangemerkt.
Voor de beroepscommissie is van zwaarwegend belang dat de arbo-arts en de inrichtingsarts hebben aangegeven dat klaagster, met de nodige aanpassingen, aan de arbeid kan deelnemen. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is voldoende
aannemelijk geworden dat klaagster deelname aan de arbeid weigert en niet met de directeur dan wel het personeel van de inrichting in gesprek gaat over de mogelijkheden om aan de arbeid deel te nemen. Het gesprek met de stagiair psycholoog laat de
beroepscommissie buiten beschouwing nu de status hiervan niet voldoende vast is komen te staan en hiervan ook geen verslag is opgemaakt. Gelet op het voorgaande kunnen de beslissingen tot oplegging van een disciplinaire straf, telkens voor de duur van
drie dagen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. G. M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven