Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4103/GB, 4 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/4103/GB

Betreft: [klager] datum: 4 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.A.C. Dalebout, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 december 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot intrekking van de selectie voor een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 december 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft tijdens zijn verlof medicatie gebruikt ten behoeve van een geneeskundige indicatie. Door het gebruik van deze medicatie had klager een positieve
urinecontrole waardoor de indruk wordt gewekt dat hij mogelijke andere middelen dan de medicatie zou hebben gebruikt. Volgens klager kan het niet worden verboden om tijdens een schorsing medicatie te gebruiken die op dat moment niet door de
inrichtingsarts is verstrekt. Klager merkt op dat dit tot levensgevaarlijke situaties zou kunnen leiden, omdat tijdens een verlof niet kan worden uitgesloten dat medisch ingrijpen of het verstrekken van medicatie noodzakelijk is of wordt geacht al dan
niet door een arts.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Almere van 6 november 2015 volgt dat geadviseerd wordt om klagers selectie voor plaatsing
in
een b.b.i. stop te zetten vanwege een positieve urinecontrole op het gebruik van opiaten. Naar aanleiding van deze positieve urinecontrole heeft de selectiefunctionaris in overleg met klagers casemanager zijn plaatsing naar een b.b.i. ingetrokken.
Klager heeft vervolgens gevraagd om een herhalingsonderzoek, waarbij dezelfde score naar voren kwam. Klager heeft hiervoor vijf dagen strafcel opgelegd gekregen en hij is gedegradeerd naar het basisprogramma. Klager stelt dat hij paracetamol heeft
ingenomen, omdat hij een beetje van slag was. Klager heeft onvoldoende feitelijk onderbouwd waarom in die situatie het gebruiken van niet voorgeschreven medicatie noodzakelijk was. Klager heeft zich niet gehouden aan de afspraken die zijn verbonden aan
een algemeen verlof. De selectiefunctionaris merkt op dat mocht klager kunnen aantonen dat de medicatie door een arts aan hem is verstrekt en deze medicatie stoffen bevat die op de opiumlijst staan, de beslissing kan worden herzien.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat de urinecontrole van klager op 20 oktober 2015 bij terugkomst van verlof positief is bevonden op opiaten, te weten harddrugs. Na de bevestigende uitslag van het herhalingsonderzoek is
klager naar aanleiding van de positieve urinecontrole op 30 oktober 2015 een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen strafcel.

4.3. Uitgangspunt is dat drugsgebruik een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. Klager stelt dat de positieve urinecontrole veroorzaakt is door medicijnen die hij heeft gebruikt tijdens zijn verlof. In de huisregels van de p.i.
Lelystad
is weergegeven dat alle medicijnen die niet door de inrichtingsarts aan gedetineerden zijn voorgeschreven worden aangemerkt als drugs, waarvan het gebruik verboden is. Klager heeft zelf ook aangegeven dat de betreffende medicijnen niet door de
inrichtingsarts waren verstrekt. Voorts is noch gesteld noch gebleken dat sprake is geweest van een noodsituatie. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 februari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven