nummer: 15/3451/TA
betreft: [klager] datum: 2 februari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 september 2015 van de beklagcommissie bij FPC de Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 januari 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker. Klager heeft bericht
niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de maatregel d.d. 27 augustus 2015 tot afzondering van klager in de afzonderingskamer.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie RSJ 19 december 2014, 14/3637/TA waarin de beroepscommissie heeft bepaald dat er een gerede
verdenking van handel in drugs moet bestaan voor het opleggen van een afzonderingsmaatregel. Anders gezegd: het moet zeer waarschijnlijk zijn dat hij de orde en veiligheid heeft geschonden. Klager stelt dat hij geen urinecontrole heeft geweigerd.
Verder
heeft hij geen geld maar een oplader aan een medebewoner gegeven. De aangetroffen bankrekeningnummers wijzen niet direct op handel. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij de handel in drugs altijd contant wordt betaald. Een klein stukje hasj
dat in het verleden op klagers kamer werd aangetroffen, wijst niet op tegenwoordige handel in drugs. Ook de geursporen wijzen niet per se op handel in drugs. De drugshonden in de inrichting gaan regelmatig zitten bij (onschuldige) bezoekers. Ook in
onderlinge samenhang bezien, kan niet worden geconcludeerd dat klager zich hoogstwaarschijnlijk heeft schuldig gemaakt aan drugshandel. Klager ontkent elke betrokkenheid ten stelligste.
Het ging goed met klager. Vroeger was klager een ‘ruispersoon’, thans niet meer. De betreffende bankrekeningnummers zijn niet van zijn moeder en neef. Klager heeft openheid verstrekt. Het heeft lange tijd geduurd voordat klager al zijn vrijheden terug
had. Hij is hierdoor beschadigd. Het onderzoek heeft te lang geduurd, er is ook niets gevonden.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de dagrapportage van 24 augustus 2015 blijkt dat klager die dag een urinecontrole is aangezegd, maar dat hij die dag niet
heeft geplast. Aan klager is toen geen maatregel opgelegd omdat hij toen al op maatregel zat. Nog eerder, op 25 juni 2015, is hem wel een maatregel opgelegd in verband met een weigering urinecontrole. Handel in de inrichting is niet toegestaan. Het
doet
er dus niet toe of klager aan een medeverpleegde geld of een oplader gaf. De financiële afwikkeling van drugshandel in de inrichting verloopt juist via bankrekeningen. Als een hond ergens gaat zitten dan levert dat een sterke aanwijzing op dat er drugs
aanwezig zijn. De openheid die klager heeft gegeven was niet zodanig dat het personeel was gerustgesteld. Het politieonderzoek is afgerond en de zaak is doorgezonden naar het OM. De inrichting heeft nog geen terugkoppeling ontvangen over hoe de zaak
zal
worden afgehandeld. Nu klagers vrijheden zijn uitgebreid, zal klager vermoedelijk geen verdachte zijn. Het is niet duidelijk hoe een medepatiënt aan het bankrekeningnummer van klagers moeder en neef is gekomen. Deze medepatiënt is overigens ook
afgezonderd. Als een verpleegde als ruispatiënt wordt aangemerkt, wordt zijn situatie elke week besproken.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De geconstateerde feiten en omstandigheden bieden in onderling verband en samenhang bezien voldoende
aanknopingspunten voor de verdenking van klagers betrokkenheid bij de handel in drugs. De orde en veiligheid in de inrichting zijn er dan mee gediend aan klager een afzonderingsmaatregel op te leggen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 2 februari 2016
secretaris voorzitter