Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3351/GA, 1 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3351/GA

betreft: [klager] datum: 1 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 september 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie De Schie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 250,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van door klager ingevoerde goederen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat de totale waarde van de vermiste kleding veel hoger is. In een telefoongesprek tussen klager en een vriend is gesproken over de invoer van deze kleding. Klager beschikt
niet over aankoopbonnen, maar heeft wel op internet gezocht naar de spullen die zijn vriend voor hem had besteld en naar de bijbehorende prijzen, op grond waarvan hij de waarde heeft vastgesteld. De inrichting is verantwoordelijk voor klagers post en
klager dient derhalve de totale waarde vergoed te krijgen. Klagers vriend heeft de gekochte jas slechts één keer gedragen. Dit is geen reden om de tegemoetkoming te verlagen.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat hij zijn beroep te laat heeft ingesteld. Klager heeft in eerste instantie aangegeven dat de waarde van de Gucci trui € 100,= betrof en later bleek
het ineens
€ 330,= te zijn. Klager heeft niet aangetoond wat er precies in de doos zat en heeft geen aankoopbonnen overgelegd. Er is geen bewijs dat het allemaal nieuwe kleding betreft en dat de merkkleding echt is en geen imitatie. De toegekende tegemoetkoming
is
juist te hoog.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de beroepscommissie als volgt.
Nu door klager is gesteld dat hij de uitspraak van de beklagrechter heeft ontvangen op
9 oktober 2015 en zijn beroepschrift van deze datum dateert, gaat de beroepscommissie voorbij aan het verweer van de directeur om klager niet-ontvankelijk te verklaren.
Klager stelt dat hij schade heeft geleden en wel tot een hoger bedrag dan de tegemoetkoming die de beklagrechter hem heeft toegekend. In dit geval is de omvang van de schade evenwel niet eenvoudig vast te stellen, nu hetgeen door klager is gesteld
onvoldoende wordt onderbouwd. De beroepscommissie kan zich dan ook verenigen met de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming van € 250,=. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 1 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven