nummer: 15/3302/GA
betreft: [klager] datum: 1 februari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 oktober 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klagers raadsvrouw mr. E. Hullegie heeft op 7 januari 2016 schriftelijk laten weten niet te verschijnen ter zitting van de beroepscommissie van 8 januari 2015, gehouden in de p.i. Ter Apel, en heeft het beroep schriftelijk aangevuld.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft op 8 januari 2016 eveneens schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van eigendommen, te weten twee radio’s, een ventilator en twee jassen, na klagers overplaatsing.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is overgeplaatst van Nieuwegein naar Lelystad. In Nieuwegein heeft klager zelf zijn dozen ingepakt, maar hij heeft geen mogelijkheid gehad om
de
inhoud te controleren. Tijdens het uitpakken van de dozen in Lelystad ontdekte klager dat twee radio’s, een ventilator, een zwarte jas en een jas van € 1800,= ontbraken. De ontvangende inrichting Lelystad heeft getekend voor de ontvangst van klagers
goederen. Daarmee is de aansprakelijkheid overgegaan van de verzendende inrichting op de ontvangende inrichting (RSJ 13 februari 2012, 11/2122/GA).
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Lelystad heeft inderdaad getekend voor de ontvangst van de goederen, maar op dat moment was nog niet gecontroleerd wat er aan inhoud in de dozen
van
klager zat. Dit wordt altijd in aanwezigheid van de gedetineerde gedaan. De dozen zijn in bijzijn van klager geopend en gecontroleerd. Hij heeft toen direct gezegd dat hij een aantal goederen miste. Het had in de lijn van klager of de raadsvrouw
gelegen
om contact op te nemen met Nieuwegein om te achterhalen wat er met de goederen is gebeurd. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat klager deze goederen in Nieuwegein in zijn bezit had en dat deze naar Lelystad hadden moeten worden vervoerd.
3. De beoordeling
Met betrekking tot de aansprakelijkheid van inrichtingen voor het vervoer van goederen van gedetineerden geldt als uitgangspunt dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht en dat na het tekenen voor ontvangst door de ontvangende
inrichting de verantwoordelijkheid over gaat op deze inrichting. Klager heeft aangevoerd dat hij in de p.i. Nieuwegein zelf zijn dozen heeft ingepakt. Er was derhalve geen sprake van een situatie waarbij klagers verblijfsruimte in zijn afwezigheid door
personeelsleden werd ontruimd. In onderhavig geval is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat klager in de p.i. Nieuwegein daadwerkelijk de betreffende goederen rechtmatig onder zich had en dat hij deze heeft
ingepakt ter verzending. Gelet daarop is de beroepscommissie van oordeel dat de p.i. Lelystad niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de eventuele vermissing van de goederen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 1 februari 2016.
secretaris voorzitter