Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2300/TA, 29 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2300/TA

betreft: [klager] datum: 29 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij De Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de uitbetaling van ziektegeld en vakantie uren.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft de beroepscommissie verzocht hem te horen. Klager heeft eerst gekozen voor bemiddeling en hij heeft later beklag ingesteld. Klager heeft zich eerst gewend tot een lid van de commissie van toezicht. Door klagers overplaatsing van de locatie
Zeeland naar de locatie Vught heeft de bemiddeling vertraging opgelopen.
In de tijd die klager in Zeeland verbleef zijn de declaraties van gewerkte uren en snipperuren slecht bijgehouden. De patiënten moeten zelf alles bijhouden.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Uit navraag bij de secretaris van de beklagcommissie blijkt dat klager reeds tijdens zijn verblijf van 17 juni 2014 tot 8 oktober 2014 op de locatie Zeeland contact heeft gezocht met de maandcommissaris over zijn vakantie uren. Dit was toen echter niet
bekend bij de secretaris en ook klager had dit niet genoemd in zijn klaagschrift. Deze bemiddeling is vervolgens uitgebreid met aanverwante onderwerpen, zoals het uitbetalen van ziektegeld en het belonen van dagbesteding.
Volgens de betrokken maandcommissaris loopt de bemiddelingsprocedure nog. Uit artikel 55, vijfde lid, Bvt en artikel 58, zesde lid, Bvt volgt dat een bemiddelingsprocedure en een klachtprocedure niet gelijktijdig kunnen worden gevolgd. Klager dient
niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep nu klager nog geen schriftelijke mededeling van de bevindingen van de commissie van toezicht heeft ontvangen. Formeel kan hij nog een klaagschrift indienen over de uitbetaling van ziektegeld en
vakantie uren. Voorts persisteert het hoofd van de inrichting bij het verweerschrift van 4 juni 2015. Er is zorgvuldig naar klagers klacht gekeken en klager heeft zelfs € 79,90 teveel beloond gekregen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op grond van het dossier voldoende ingelicht en acht daarom, mede gelet op de uitspraak, het horen van klager niet noodzakelijk. Het verzoek van klager om gehoord te worden zal worden afgewezen.

De beroepscommissie overweegt dat ingevolge artikel 55, eerste lid, Bvt de verpleegde het recht heeft zich, mondeling of schriftelijk, tot de commissie van toezicht te wenden met het verzoek te bemiddelen ter zake van een grief omtrent de wijze waarop
het hoofd van de inrichting zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen of een bij of krachtens deze wet gestelde zorgplicht betracht. De bemiddeling wordt afgesloten met een mededeling van de bevindingen van de commissie van toezicht
aan het hoofd van de inrichting en de verpleegde. In de gevallen, bedoeld in artikel 56 Bvt, wordt de verpleegde gewezen op de mogelijkheid van beklag en de wijze waarop en de termijnen waarbinnen dit moet worden gedaan.

Uit inlichtingen van de secretaris van de beroepscommissie eind 2015 bij de secretaris van de beklagcommissie is gebleken dat klager tijdens zijn verblijf op de locatie Zeeland contact heeft gezocht met de maandcommissaris over onder meer de toekenning
van zijn vakantie uren en ziektegeld. De maandcommissaris heeft de secretaris van de beklagcommissie hiervan niet op de hoogte gesteld en de bemiddeling was nog niet afgerond.

De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat dit te laat is ingediend.
Nu een bemiddelingsprocedure liep ten tijde van het indienen van de klacht had klager om die reden niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn klacht of had de behandeling van de klacht aangehouden moeten worden in afwachting van het resultaat
van
de bemiddelingsprocedure.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en de behandeling van het beklag verwijzen naar de beklagcommissie.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verwijst de behandeling van de klacht ter verdere behandeling terug naar de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 29 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven