Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3297/TR, 1 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3297/TR

betreft: [klager] datum: 1 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 2 oktober 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.C. de Goeij om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de lopende machtiging tot het verlenen van begeleid verlof ingetrokken en beslist geen nieuwe machtiging begeleid verlof te verlenen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 17 oktober 2006 is hij in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht geplaatst, bij beslissing van 28
juni 2007 is hij overgeplaatst naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere en bij beslissing van 18 juni 2010 is hij overgeplaatst naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. In december 2013 is door de Staatssecretaris een machtiging tot het verlenen van
begeleid verlof afgegeven. De laatst afgegeven machtiging voor begeleid verlof was geldig tot en met
6 november 2015. Het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVt) heeft in haar advies van 25 september 2015 de Staatssecretaris geadviseerd om klager geen verlof te verlenen.
Bij beslissing van 2 oktober 2015 heeft de Staatssecretaris bovengenoemde machtiging ingetrokken alsmede de door FPC Dr. S. van Mesdag ingediende aanvraag voor een nieuwe machtiging tot het verlenen van begeleid verlof afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht
FPC Dr. S. van Mesdag heeft het AVt onjuist c.q. onvolledig geïnformeerd over de ontstane impasse. FPC Dr. S. van Mesdag wilde de Pompestichting een intercollegiale toetsing laten uitvoeren waar klager geen vertrouwen in had. Voor eigen rekening heeft
klager een contra-expertise laten uitvoeren door de psychiater dr. K. die adviseerde klagers tbs voorwaardelijk te beëindigen. De inrichting heeft daarover met geen woord gerept naar het AVt. Op dit moment loopt er nog een hoger beroep bij het
gerechtshof inzake de verlenging van klagers tbs met een jaar. Het gerechtshof heeft onderzoek van klager gelast door het PBC en klager verblijft daar op dit moment. Eind januari 2016 wordt verwacht dat het rapport van het PBC gereed zal zijn. Klager
en
zijn raadsman willen gehoord worden door de beroepscommissie.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing tot intrekking van de verlofmachtiging is gebaseerd op het advies van het AVt van 25 september 2015. FPC Veldzicht - de beroepscommissie vat dit
op
als een kennelijke verschrijving en leest hiervoor in de plaats: FPC Dr. S. van Mesdag - gaf aan dat er sprake was van een impasse in de behandeling en dat belangrijke delict gerelateerde factoren onvoldoende behandeld zijn. Klager kan zich niet vinden
in het behandelplan en werkt niet mee aan de behandeling die nodig is om delictrisico’s te verminderen. Hoewel de inrichting - mede tegen de achtergrond van een aantal incidenten - thans geen resocialisatiemogelijkheden voor klager ziet wil zij de
machtiging begeleid verlof voortzetten om de mogelijkheid van een herstart van de behandeling en verlof open te houden. De inrichting wil intercollegiale toetsing laten uitvoeren maar klager wil hieraan niet meewerken. Het AVt acht het gevraagde verlof
niet verantwoord en heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening. Het AVt heeft overwogen dat er onvoldoende basis is om klager op een verantwoorde manier begeleid verlof te laten praktiseren. Van belang wordt geacht dat het afgelopen jaar
meerdere incidenten hebben plaatsgevonden, klager onvoldoende lijkt te profiteren van de behandeling, hij ontrouw is in het volgen van therapie, er nauwelijks sprake is van ziektebesef en - inzicht, er geen overeenstemming is over behandeldoelen en
klager geen inzet toont. Klager heeft geen argumenten naar voren gebracht die tot een andere lezing van de feiten zouden kunnen leiden. Het rapport van psychiater K. is niet overgelegd. Daarbij komt dat in artikel 6, vierde lid, van de Verlofregeling
tbs bepaald is dat als het AVt adviseert geen machtiging te verlenen, de Staatssecretaris dienovereenkomstig dient te beslissen. Een nog lopende verlofmachtiging wordt in een dergelijk geval ingetrokken.

4. De beoordeling
Verzocht is om klager en zijn raadsman te horen. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst dit verzoek af. Zij ziet ook geen reden om een voor eind januari 2016 aangekondigde uit
te brengen rapportage van het PBC of de uitspraak van het gerechtshof met betrekking tot de verlenging van klagers tbs af te wachten alvorens uitspraak te doen.

Bij beslissing van 2 oktober 2015 heeft de Staatssecretaris zowel de aanvraag van FPC Dr. S. van Mesdag tot het afgeven van een nieuwe machtiging tot het verlenen van begeleid verlof afgewezen als de eerder afgegeven en destijds nog lopende machtiging
tot het verlenen van begeleid verlof ingetrokken. De beroepscommissie stelt voorop dat tegen een beslissing tot het niet afgeven van een (nieuwe) verlofmachtiging geen beroep (op grond van artikel 69 van de Bvt) openstaat en dat het beroep ook niet
daartegen is gericht. De beroepscommissie zal in deze uitspraak dan ook enkel een oordeel geven over de beslissing tot intrekking van de verlofmachtiging, die nog tot 6 november 2015 geldig was.

Op grond van artikel 53, derde lid, Rvt kan de Staatssecretaris een verlofmachtiging intrekken bij overtreding van de verlofvoorwaarden of als feiten of omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van het verlenen van de machtiging
bekend waren geweest, de machtiging niet of niet in deze vorm zou zijn verleend. De Staatssecretaris heeft zijn beslissing gebaseerd op het advies van het AVt van 25 september 2015, gegeven naar aanleiding van de aanvraag van FPC Dr. S. van Mesdag van
17 augustus 2015 tot het verlenen van een nieuwe machtiging voor begeleid verlof.

Uit de aanvraag van de inrichting van 17 augustus 2015 komt naar voren dat er sprake is van een impasse in de behandeling en dat belangrijke delict gerelateerde factoren onvoldoende behandeld zijn. Klager werkte niet mee aan behandeling en er was
sprake
van een aantal incidenten. Er werden op dat moment werden geen resocialisatiemogelijkheden gezien. De inrichting was van plan om een intercollegiale toetsing te laten uitvoeren, maar klager heeft geweigerd daaraan mee te werken.

Naar aanleiding van deze feiten en omstandigheden heeft het AVt negatief geadviseerd ten aanzien van de aanvraag voor een nieuwe verlofmachtiging en aangegeven dat van belang wordt geacht dat er onvoldoende basis is om klager op een verantwoorde manier
begeleid verlof te laten praktiseren. Van belang wordt geacht dat er het afgelopen jaar meerdere incidenten hebben plaatsgevonden, klager onvoldoende lijkt te profiteren van de behandeling, hij ontrouw is in het volgen van therapie, er nauwelijks
sprake
is van ziektebesef en - inzicht, er geen overeenstemming is over de behandeldoelen en klager geen inzet toont.

Gelet op bovenstaande inlichtingen van het hoofd van de inrichting en het advies van het AVt heeft de Staatssecretaris naar het oordeel van de beroepscommissie, alle omstandigheden afwegende, in redelijkheid kunnen oordelen dat het laten voortduren van
het lopende begeleide verlof niet langer verantwoord was, ook al achtte de inrichting het wel verantwoord om het begeleide verlof voort te zetten. Op grond van artikel 6, vierde lid, van de Verlofregeling TBS - welk artikellid als volgt luidt: “Indien
het AVt adviseert geen machtiging te verlenen, beslist de Minister dienovereenkomstig” - is de Staatssecretaris gehouden in een geval als het onderhavige geen (nieuwe) verlofmachtiging te verlenen. Gelet hierop zal het beroep ongegrond worden
verklaard.
Dat klager heeft aangevoerd dat uit een in opdracht van klager uitgebrachte contra-expertise het advies zou volgen dat klagers tbs voorwaardelijk dient te worden beëindigd, kan niet tot een ander oordeel leiden, te meer nu deze rapportage door klager
niet is overgelegd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven