Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1828/GA, 28 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1828/GA

betreft: [klager] datum: 28 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 augustus 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2002, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is de heer [...], unit-directeur bij de p.i. Maashegge, gehoord.
Klagers raadsman voornoemd heeft per brief van 28 oktober 2002 bericht dat hij en klager verhinderd zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel d.d. 24 mei 2002 van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van maximaal veertien dagen, in afwachting van een door de selecteur genomen selectiebeslissing, wegens hethebben van een negatieve invloed en vertonen van opruiend gedrag op de afdeling, hetgeen de orde, rust en veiligheid in gevaar brengt en tevens het bedreigen van een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt
-zakelijk weergegeven- als volgt toegelicht.
Klager is voordat hem de maatregel werd opgelegd niet gehoord ingevolge het bepaalde in artikel 57, eerste lid, onder c van de Pbw.
Voorts is de beslissing tot afzondering onvoldoende feitelijk onderbouwd. Immers het incident waarbij klager betrokken zou zijn had zich reeds afgespeeld op 23 mei 2002, zodat een acute maatregel eerst op 24 mei 2002 nietnoodzakelijk was.
Verder ontkent klager ten stelligste dat hij een medegedetineerde bedreigd zou hebben. Van meer dan het bezigen van pittige bewoordingen is geen sprake geweest.
Tot slot bevreemdt het hem dat het rapport is opgemaakt door een PIW-er die op een ander paviljoen dan dat van klager werkzaam was.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is niet gehoord in het kader van de selectiebeslissing, doch wel degelijk in het kader van het opleggen van meergenoemde ordemaatregel. Het klopt dat hij de selectiebeslissing pas na zijn overplaatsing heeft gekregen.
Het is correct dat er ook rapporten zijn opgemaakt die hem niet zijn aangezegd.
Er zijn regelmatig signalen gekomen van medegedetineerden dat klager uitlatingen had gedaan die de orde, rust en veiligheid in gevaar brachten. Ook is er melding van gemaakt dat klager op dreigende toon uitlatingen had gedaan.

3. De beoordeling
Gelet op de ter zitting uitdrukkelijk gedane mededeling van de unit-directeur dat klager voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel is gehoord, stelt de beroepscommissie vast dat er van een schending van de hoorplicht geensprake is.
Hetgeen overigens in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Hieraan doet niet afhet gegeven dat de naar aanleiding van de opgelegde ordemaatregel genomen beslissing van de selectiefunctionaris bij uitspraak van 8 oktober 2002, nummer 02/1297/GB door de beroepscommissie onredelijk en onbillijk is geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven