Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3799/GB, 19 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3799/GB

Betreft: [klager] datum: 19 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.Th. Offreins, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 september 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Esserheem te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 juli 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Op 16 oktober 2014 is hij overgeplaatst naar de locatie Esserheem te Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft tegen de selectiebeslissing op 12 augustus 2015 bezwaar gemaakt. Vervolgens is door klagers raadsman nadere informatie opgevraagd bij de inrichting. Op 25
september 2015 heeft klager naar aanleiding van de ontvangen stukken van de inrichting een aanvulling op het bezwaar naar de selectiefunctionaris verstuurd. Klagers raadsman heeft op 9 november 2015 contact opgenomen met het bureau
selectiefunctionarissen en pas toen is aan hem per e-mail een afschrift van de beslissing op bezwaar verstrekt. In dezelfde week is aan klager in de inrichting een afschrift uitgereikt, zonder dat hij hoefde te tekenen voor ontvangst. De opmerking in
de
beslissing op bezwaar dat klager overeenkomstig zijn voorkeur is geplaatst in de z.b.b.i. van de p.i. Veenhuizen is volgens klager onbegrijpelijk. Verwezen wordt naar een mededeling van een medewerker van het BSD waaruit blijkt dat klager in een
z.b.b.i. zo dicht mogelijk bij zijn verlofadres geplaatst wenst te worden. Klager heeft voor het komende detentietraject nooit aangegeven een voorkeur te hebben voor de p.i. Veenhuizen. Klager heeft net na het einde van zijn voorlopige hechtenis zijn
voorkeur gegeven aan de p.i. Veenhuizen, maar daarbij is nooit aan klager te kennen gegeven dat hij ook verdere programma’s aldaar zou moeten volgen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De selectiefunctionaris merkt op dat veroordeelde gedetineerden zoveel mogelijk worden geselecteerd voor een inrichting in de regio waar zij
zich na detentie zullen gaan vestigen. Klager is in februari 2014 – conform zijn voorkeur – geselecteerd voor de p.i. Veenhuizen. Deze keuze heeft geen invloed gehad op de selectie voor een z.b.b.i. Bij de selectie voor een z.b.b.i. wordt gezocht naar
een z.b.b.i. zo dicht mogelijk bij het verlofadres. De wachtlijsten voor een z.b.b.i. in het westen van Nederland zijn lang. De z.b.b.i. te Heerhugowaard heeft een wachtlijst van 25 personen en de z.b.b.i. van de p.i. Veenhuizen heeft een wachtlijst
van
10 personen. De selectiefunctionaris heeft een afweging gemaakt met het oog op de beschikbare capaciteit, derhalve is gekozen voor de z.b.b.i. van de p.i. Veenhuizen. De resocialisatiemogelijkheden zijn in de z.b.b.i. in Veenhuizen ruim voldoende, nu
aansluitend een langdurig penitentiair programma (p.p.) wordt beoogd.

4. De beoordeling
4.1. De z.b.b.i. van de locatie Esserheem te Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een zeer beperkt beveiligingsniveau.

4.2. Gelet op het beleid van het gevangeniswezen om in de eindfase van de detentie meer gewicht toe te kennen aan regionalisering, verdraagt de beslissing klager in de z.b.b.i. van de locatie Esserheem te Veenhuizen te plaatsen zich slecht met dit
beleid. De locatie Esserheem is op aanzienlijke afstand van de regio Amsterdam, waar klagers relaties wonen en waar hij zich na detentie wil vestigen. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem van 3 augustus 2015 volgt dat het
verlofadres in Amsterdam het adres van klagers moeder betreft. Uit de stukken blijkt dat klager, indien hij daarvoor in aanmerking komt, een p.p. zal gaan volgen bij het Penitentiair Trajecten Centrum te Haarlem, hetgeen ook duidt op een gefaseerde
terugkeer in de regio Amsterdam. Bovendien heeft klager aangegeven in een z.b.b.i. in de buurt van zijn verlofadres te willen worden geplaatst. Echter, zoals de selectiefunctionaris in de bestreden beslissing heeft uitgelegd, was de wachttijd voor een
z.b.b.i. te Heerhugowaard op dat moment ruim twee keer zo lang als die van de z.b.b.i. van de locatie Esserheem. De beroepscommissie is van oordeel dat de keuze beter aan klager had kunnen worden overgelaten, maar zij acht de beslissing van de
selectiefunctionaris voor wat betreft de plaatsing in de z.b.b.i. van de locatie Esserheem bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Wel beveelt zij aan de
mogelijkheid hem alsnog naar de p.i. Heerhugowaard over te plaatsten te onderzoeken en met hem te bespreken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van M.C. Coster, secretaris, op 19 januari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven