Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3926/GB, 19 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3926/GB

Betreft: [klager] datum: 19 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J. Woodrow, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 november 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 juli 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Volgens klager is ten onrechte het gevaar voor ontvluchting aangenomen. Klager heeft zich na de opheffing van zijn voorlopige hechtenis bij de uitspraak in eerste aanleg
gemeld bij de politie door zelf contact op te nemen met het Openbaar Ministerie (OM). Hieruit blijkt dat klager zich wel degelijk aan afspraken kan houden. Bovendien berust de beslissing van de selectiefunctionaris op dit punt op een oud politieadvies.
Uit de stukken volgt dat in het politieadvies vermeld staat dat de zitting op 30 september 2014 plaatsvindt, terwijl de zaak pas medio 2015 door de rechtbank is behandeld. Het politieadvies is dus voor september 2014 ingewonnen, derhalve meer dan een
jaar voor het opstellen van het selectieadvies. Volgens klager lijkt het er op dat er geen actueel politieadvies is ingewonnen. Om deze reden is de beslissing van de selectiefunctionaris onzorgvuldig. Daarnaast volgt uit de stukken dat klager openstaat
voor genoemde interventies, waaronder schuldhulpverlening, arbeidsreïntegratie en forensische psychiatrie. Uit het trajectplan blijkt dat klager actief en gemotiveerd deel dient te nemen aan deze interventies, maar dat dit niet gefaciliteerd kan worden
in de inrichting. Klager vraagt zich af op welke wijze hij kan laten zien dat hij actief en gemotiveerd wil deelnemen aan de interventies. Klager heeft zich aangemeld voor een interventie. Een goede re-integratie kan worden bereikt indien klager wordt
geplaatst in een b.b.i., zodat hij kan deelnemen aan interventies. Ten slotte merkt klager op dat ten onrechte voorbij wordt gegaan aan klagers gewijzigde persoonlijke omstandigheden. Klagers moeder kampt met ernstige gezondheidsklachten (borstkanker).
Klager wenst zijn moeder te ondersteunen in deze moeilijke situatie. Hierdoor zal klager zich niet meer willen begeven in risicovolle situaties.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit het reclasseringsrapport volgt dat klagers kans op recidive als hoog is ingeschat en dat zijn delictpatroon zorgelijk is te
noemen.
Klagers risico op het zich onttrekken aan voorwaarden is ingeschat als hoog, omdat hij in een vorige detentie is gerecidiveerd. Hiervoor hij thans gedetineerd zit. Tevens wordt een kans op letselschade voor willekeurige personen aanwezig geacht. Het OM
heeft negatief geadviseerd, aangezien klager meermalen is gerecidiveerd. Ook tijdens een eerder gestapeld traject. Zij acht klager een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. De politie heeft negatief
geadviseerd, omdat is gebleken dat klager zich niet houdt aan gemaakte afspraken en tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling is gerecidiveerd. De kans op ontvluchting wordt als zeer hoog ingeschat. De vrijhedencommissie bij de p.i. Dordrecht
heeft – ondanks het positieve gedrag van klager – negatief geadviseerd op zijn verzoek. Gelet op het open karakter van een b.b.i. spelen de aard, de zwaarte en de achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van klager een rol bij de
beoordeling of hij geschikt is voor plaatsing in een b.b.i. De selectiefunctionaris is met name vanwege de in het reclasseringsrapport aangegeven risico’s van mening dat plaatsing van klager in een b.b.i. vooralsnog ongewenst is. Voor zover klager
heeft
aangevoerd dat de politie ten onrechte concludeert dat sprake is van een gevaar voor ontvluchting, blijkt uit het vorenstaande dat meerdere adviezen een rol spelen in de afwijzing van klagers verzoek. Ten slotte merkt de selectiefunctionaris op dat
klager begin februari 2016 in aanmerking komt voor een verlofaanvraag in het kader van algemeen verlof. Mocht aan klager verlof worden toegekend en dit verloopt goed, dan kan opnieuw worden beoordeeld of plaatsing in een b.b.i. mogelijk is.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die en beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een
strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uit de rapportage en advisering is gebleken dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog evenals het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden. Hoewel de beroepscommissie het van belang acht dat klager stapsgewijs terugkeert in de
maatschappij, acht zij, gelet op de negatieve uitgebrachte adviezen, de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot detentiefasering op dit moment niet onredelijk of onbillijk. Van een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico is immers geen
sprake. De beroepscommissie is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de afwijzing van klagers verzoek, ondanks klagers goede gedrag in de inrichting, thans niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van M.C. Coster, secretaris, op 19 januari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven