nummer: 15/2984/TA
betreft: [klager] datum: 18 januari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 augustus 2015 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], stafjurist. Van het hoofd van de inrichting is op 22
december 2015 een nadere schriftelijk reactie ontvangen op het door klager ter zitting van de beroepscommissie overgelegde document. Een kopie van die reactie is aan klager en zijn raadsman toegezonden.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft:
a. maatregel van cameraobservatie (Me 2015-20);
b. de duur van de inbeslagneming van klagers mobiele telefoon (Me 2015-87).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ad. a. Klager handhaaft zijn klacht over de cameraobservatie tijdens zijn separatie. Nimmer is duidelijk gemaakt op basis waarvan de inrichting veronderstelde dat hij mogelijk drugs in zijn lichaam zou hebben. De verdenking is enkel gebaseerd op laster
van medepatiënten en dat is te mager voor een dergelijke ingrijpende maatregel. Klager was met enkele medepatiënten gebrouilleerd en het was in hoge mate voorspelbaar dat zij klager wilden belasteren. De maatregel is onnodig en onevenredig zwaar
geweest
voor klager.
Ad b. De inbeslagneming van klagers mobiele telefoon heeft te lang geduurd. Klager gebruikte die voor zijn financiële administratie en het beheer van zijn rekening, hetgeen mocht de kliniek. Hij is in problemen gekomen toen hij rekeningen kreeg die hij
niet meer kon betalen. Na heel lang aandringen heeft de financiële afdeling van de kliniek hem enige hulp geboden en is een betalingsregeling met hem getroffen. Klager heeft dus aantoonbaar hinder ondervonden doordat de controle van zijn telefoon bijna
twee maanden heeft geduurd. Klager heeft bovendien € 80,= aan incassokosten gemaakt, doordat hij geen betalingen kon doen. Dit bedrag dat door de inrichting van de rekening is afgehaald, heeft hij nooit terugontvangen. Klager toont ter zitting van de
beroepscommissie een overzicht dat daarop betrekking heeft.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ad a. Diverse medepatiënten van klager meldden dat klager 15 gram cocaïne in bezit had en deze had ingenomen. Dit klopte met bericht op zijn mobiele telefoon over “het zetten van de hele 15”. Dat vormde voldoende reden voor separatie en
cameraobservatie; dat laatste was noodzakelijk om de fysieke toestand van klager in de gaten te houden. De volgende dag is in het ziekenhuis een foto gemaakt van zijn buik waarbij niets bijzonders is aangetroffen. De maatregelen zijn toen meteen
opgeheven.
Ad b. Op 22 december 2014 is klager teruggeplaatst naar de inrichting na o.a. geconstateerd gebruik van cocaïne. Toen is direct in een gesprek met klager gesproken over (het regelen van zijn) financiële zaken. Klager heeft zijn mobiele telefoon moeten
inleveren. De controle van die telefoon - mede in verband met daarop aangetroffen pornografische afbeeldingen en video’s, niet toegestane contacten en aan drugshandel te relateren sms’jes - zou in anderhalve maand afgerond moeten zijn. Hiervan
uitgaande
heeft de controle twee tot drie weken te lang geduurd. Feitelijk heeft klager hiervan geen ongemak ondervonden, omdat in de inrichting een mobiele telefoon niet is toegestaan. Onder toezicht kon hij wel gebruik maken van zijn telefoon. Het klopt dat
een
deel van betaalde rekeningen nog door klager moest worden terugbetaald, maar het ging hier om normale abonnementskosten van Ziggo, niet om incassokosten. Hiervan is € 80,= teruggevorderd van klager. De inrichting heeft derhalve geen geld laten opnemen
van de rekening-courant van klager. Het niet kunnen beschikken over de mobiele telefoon en dan met name het niet kunnen verrichten van betalingen met via TAN-codes, heeft dan ook geen enkele rol gespeeld bij het ontstaan van deze kosten. Klager heeft
derhalve geen schade geleden als gevolg van de inbeslagneming van zijn mobiele telefoon.
3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
b.
De beroepscommissie gaat voor de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten. Klager genoot transmuraal verlof en verbleef in FPA Heiloo. Op 22 december 2014 is hij in het kader van een kortdurende time-out teruggeplaatst naar de inrichting
o.a. in verband met een positieve uitslag op cocaïne. Eind december 2014 werd de mobiele telefoon vluchtig gecontroleerd. Daarbij zijn opvallende sms’jes aangetroffen die duidden op het dealen in drugs en contacten met personen die niet op de
netwerklijst stonden, alsmede pornografische afbeeldingen en video’s. De vondst hiervan was voor de inrichting aanleiding de telefoon grondig te controleren. Eind januari 2015 is de telefoon voor controle naar de afdeling I&A gebracht. Op 5 maart 2015
is de telefoon teruggegeven aan een afdelingsmedewerker, die de telefoon in het kantoor van sociotherapie heeft bewaard.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de resultaten van de controle van eind december 2014 van klagers mobiele telefoon, de beslissing van het hoofd van de inrichting de mobiele telefoon in beslag te nemen voor verder onderzoek niet
onredelijk of onbillijk is. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat in de inrichting het voorhanden hebben van mobiele telefoons niet is toegestaan.
Omtrent de duur van de inbeslagname overweegt de beroepscommissie het volgende. Ter zitting van de beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting toegelicht dat de controle van een telefoon doorgaans anderhalve maand in beslag neemt en dus in
onderhavige zaak twee of drie weken te lang heeft geduurd. Gelet hierop zal het beroep gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
Na binnenkomst in de inrichting is klager in de gelegenheid gesteld op een andere wijze dan door gebruikmaking van zijn telefoon zijn rekeningen te voldoen. De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat klager incassokosten of andere kosten heeft
moeten
maken door de te lange inbeslagneming. De beroepscommissie acht daarom geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel a ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel b gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij wijst het verzoek om toekenning van een tegemoetkoming af.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 18 januari 2016
secretaris voorzitter