Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3366/GB, 12 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3366/GB

Betreft: [klager] datum: 12 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.N.W. van Dam-Ouwens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 augustus 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing van 29 juli 2015 tot afwijzing van een overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 19 maart 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring te Zwaag. Op 16 december 2015 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is allereerst van mening dat hij tijdig beroep heeft ingesteld. Weliswaar is de bestreden beslissing gedateerd op 20 augustus 2015, maar deze is hem pas op 7 oktober 2015 uitgereikt waarna namens hem op 13 oktober 2015 beroep is ingesteld.
Klager handhaaft de gronden als omschreven in het bezwaarschrift van – zo begrijpt de beroepscommissie – 4 augustus 2015. Klager stelt voorts dat er geen sprake is van een hoog recidive-risico. Klager is door anderen gedwongen om voor hen op het
dievenpad te gaan. Hij diende zijn onderdak te bekostigen door het plegen van woninginbraken. De buit werd door een ander weggehaald en klager hield slechts een klein bedrag over om eten te kopen. Hij heeft die diefstallen daarom niet gepleegd voor
eigen gewin.
Anders dan de selectiefunctionaris heeft opgemerkt, volgt klager al vier maanden lang Nederlandse les. Hij kan de taal goed verstaan en begrijpen maar het spreken is voor hem lastig. Niet lang geleden heeft klager zelfs als tolk opgetreden voor de
directeur. Klager volgt in de inrichting al zes maanden een opleiding tot banketbakker.
Klager heeft volgens de selectiefunctionaris geen binding met Nederland. Klager ziet zijn toekomst echter wel in Nederland. Hij wil, als hij definitief in vrijheid wordt gesteld, zijn vrouw en zoon in Roemenië bezoeken. Daarna zal hij zeker terugkeren
naar Nederland. Hij krijgt hier vaak bezoek van vrienden en kennissen en wil zich net als hen hier vestigen.
Klager is een modelgevangene en staat nu anders in het leven dan voorheen. Hij heeft spijt van hetgeen is voorgevallen. Hij is in detentie een rustig iemand en heeft zich goed gedragen. Hij heeft nu tot twee keer toe een afwijzing gekregen voor
plaatsing in een b.b.i. Klager zou geen Nederlands spreken, er is sprake van recidivegevaar en hij zou naar Roemenië kunnen vluchten. Klager is het niet eens met die redenen voor de afwijzing. Klager heeft veel spijt van het gebeurde. Hij wil graag
kunnen integreren in de samenleving. Anderen, die net als klager geen Nederlands spreken, krijgen wel een kans om naar een b.b.i. te gaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van het beroepschrift en de daarin vermelde gronden is contact gezocht met klagers casemanager. Deze bevestigde dat klager voornemens is na zijn detentie terug te keren naar Roemenië. Hij heeft geen binding met Nederland. Ook gaf de
casemanager aan dat klager de Nederlandse taal niet machtig is en dat de communicatie met hem plaatsvindt in de Engelse taal. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Dat is mede gebaseerd op vermogensdelicten waarvoor klager
in
Duitsland is veroordeeld en verdacht is geweest. Klager bagatelliseert volgens de reclassering de feiten waarvoor hij thans is ingesloten. De selectiefunctionaris handhaaft zijn standpunt dat klager geen binding heeft met Nederland. Zodat er sprake is
van weigeringsgronden voor plaatsing in een b.b.i.

3.3. De penitentiaire inrichting bevestigt dat ten gevolge van de wisseling van casemanagers de beslissing van de selectiefunctionaris op het bezwaarschrift van klager pas op 7 oktober 2015 aan hem is uitgereikt.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Vastgesteld kan worden dat klager een strafrestant heeft van minder dan 18 maanden en dat hij een aanvaardbaar verlofadres heeft. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of er sprake is van een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico
bij plaatsing van klager in een minder beveiligde inrichting. De beroepscommissie acht dat niet het geval. Klager laat weten naar Roemenië te willen terugkeren. Hij heeft geen binding met Nederland. Klager heeft meerdere woninginbraken gepleegd en
heeft
aangegeven dat te hebben gedaan op instigatie van anderen. Aannemelijk is dat klager, die overigens al eerder – in het buitenland – voor vermogensdelicten is vervolgd en veroordeeld, bij eventuele vrijheden wederom – al dan niet onder druk van anderen

vermogensdelicten zal kunnen plegen. Dat geldt temeer nu ook de reclassering spreekt van een hoog recidiverisico.

4.3. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 12 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven