nummer: 15/3072/GA
betreft: [klager] datum: 11 januari 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 september 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zwaag te Hoorn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, heeft klagers raadsvrouw mr. S.J. van Galen het beroep mondeling toegelicht.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de locatie Zwaag heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen uitsluiting van deelname aan arbeid wegens werkweigering op 8 juli 2015.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van werkweigering. Klager heeft zich volgens de huisregels ziekgemeld. Hij heeft tegen de dienstdoende piw-er gezegd dat hij ziek was. De piw-er zou de medische dienst hierover moeten inlichten. Er is sprake van miscommunicatie. In
het
gesprek met de directeur heeft klager geprobeerd dat uit te leggen. Klager weet niet welke woorden hij exact heeft uitgesproken. Klager heeft last van zijn rug en daardoor heeft hij zich vaker moeten ziekmelden. Dat de arbeid vindt dat “de maat vol
is”,
is geen juiste gang van zaken.
De directeur heeft in beroep verwezen naar zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.
3. De beoordeling
In artikel 4.2.1. van de huisregels is over ziekmelden het volgende bepaald: “Indien u niet aan de arbeid denkt deel te kunnen nemen, dient u dit ruimschoots (en uiterlijk een kwartier) vóór aanvang van de arbeid mee te delen.” Uit het verslag van 8
juli 2015 blijkt dat klager eerst tijdens het uitsluiten van (de beroepscommissie begrijpt: voor) de arbeid te kennen gaf dat hij niet ging werken. Klager heeft zicht niet ziekgemeld.
Nu klager zich niet heeft ziekgemeld en slechts heeft meegedeeld dat hij niet ging werken, kon de directeur dat in redelijkheid opvatten als werkweigering. Vervolgens heeft deze in redelijkheid kunnen beslissen klager ter zake van die werkweigering een
disciplinaire straf op te leggen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, ing. M.J. Mulders en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 11 januari 2016.
secretaris voorzitter