Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4311/SGA, 30 december 2015, schorsing
Uitspraakdatum:30-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/4311/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 30 december 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 24 december 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 24 december 2015 om 15.05 uur en eindigend op 31 december 2015 om 15.05 uur, wegens het aantreffen van contrabande in de
verblijfsruimte.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 25 december 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 december 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit het verslag, dat heeft geleid tot de oplegging van de onderhavige disciplinaire straf, komt naar voren dat dit verslag niet, zoals voorgeschreven in artikel 50 van de Pbw, aan verzoeker is aangezegd door de verslaglegger. Dat aanzeggen is een
verplichting waaraan moet zijn voldaan alvorens de directeur kan overgaan tot oplegging van een disciplinaire straf. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet en dat het verzoek om
die reden voor toewijzing in aanmerking komt.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven