Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4382/SGA, 6 januari 2016, schorsing
Uitspraakdatum:06-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/4382/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 6 januari 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Esserheem te Veenhuizen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 31 december 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 31 december 2015 om 13.45 uur en eindigend op 14 januari 2016 om 13.45 uur, wegens het aantreffen van een mobiele telefoon en oplader in de verblijfsruimte terwijl verzoeker al meermalen
gesanctioneerd is voor het voorhanden hebben van soortgelijke contrabande en wegens het maken van beledigende opmerkingen naar het personeel en de directeur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 januari 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 januari 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat bij verzoeker contrabande (een mobiele telefoon en een oplader is
aangetroffen), dat dit niet de eerste keer is dat dergelijke contrabande bij klager is aangetroffen, hij hiervoor tenminste al twee keer eerder is gesanctioneerd en dat verzoeker bij zich de afhandeling van het verslag beledigend heeft uitgelaten ten
aanzien van het personeel en de directeur. Een en ander rechtvaardigt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – de oplegging van een disciplinaire straf terwijl de aard en hoogte van die disciplinaire straf gelet op het hiervoor overwogene niet
disproportioneel wordt geacht. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven