nummer: 15/3257/GA
betreft: [klager] datum: 21 december 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.M. Hendrix, namens [ .], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 23 september 2015 van de beklagcommissie bij de p.i. Achterhoek, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van genoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van één dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het tonen van onvoldoende inzet om deel te nemen aan de verplichte arbeid.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en van de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagcommissie heeft op 5 augustus 2015 de behandeling van de zaak aangehouden teneinde de directeur in de gelegenheid te stellen het schriftelijk verslag van 7 juli 2015, dat bij de stukken ontbrak, alsnog te verstrekken. Omdat in het schriftelijk verslag, dat op 6 augustus 2015 is ontvangen, staat vermeld dat de verslaglegging niet aan de gedetineerde is meegedeeld, is de beklagcommissie verzocht het beklag gegrond te verklaren omdat de beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet. In de uitspraak van de beklagcommissie is niet ingegaan op dit formele gebrek. Verwezen wordt naar een aantal uitspraken van de RSJ waarin is bepaald dat – indien niet blijkt dat het verslag is aangezegd – de beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet nu geen disciplinaire straf kan worden opgelegd indien het daaraan ten grondslag liggende verslag niet is aangezegd. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de beslissing van de beklagcommissie te vernietigen en te bepalen dat klager een in goede justitie te bepalen bedrag ter compensatie zal ontvangen. Zowel klager als zijn raadsvrouw wensen op het beroepschrift te worden gehoord.
De directeur heeft aangegeven dat hij niets heeft toe te voegen aan de uitspraak van de beklagcommissie.
3. De beoordeling
Het verzoek van klager en de raadsvrouw om over het beroepschrift te worden gehoord wijst de beroepscommissie af. Zij acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deze dit aan de gedetineerde meedeelt. In het schriftelijke verslag van 7 juli 2015 dat heeft geleid tot onderhavige disciplinaire straf, staat uitdrukkelijk vermeld dat dit verslag niet aan klager is medegedeeld. Nu de wet het aanzeggen van het verslag dwingend voorschrijft als voorwaarde voor het opleggen van een disciplinaire straf, is de bestreden beslissing genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Het beroep is reeds om deze reden gegrond.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming aan klager en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 5,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 21 december 2015.
secretaris voorzitter