Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3568/GV, 18 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3568/GV

betreft: [klager] datum: 18 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 oktober 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. K. Valkeneers om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof in verband met de geboorte van zijn zoontje. Het verzoek is afgewezen omdat de kraamperiode inmiddels voorbij is. Klager heeft het verzoek zowel voor
de geboorte als de dag van of na de geboorte ingediend. Zijn zoontje is geboren op 30 augustus 2015. Uit de stukken blijkt dat adviezen zijn opgevraagd op of omstreeks 20 augustus 2015. De betrokken partijen adviseren positief over het verlenen van
verlof, al dan niet begeleid. De inrichting heeft verzuimd het verzoek tijdig door te sturen. Dat levert onvoldoende grond op om klagers verzoek af te wijzen. Klager is door deze handelswijze ernstig in zijn belangen geschaad en heeft zodoende zijn
zoon
de eerste weken na de geboorte niet kunnen zien. Bovendien heeft hij zijn partner niet kunnen steunen bij deze bijzondere gebeurtenis.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om incidenteel verlof is ontvangen op 15 oktober 2015. Nu klagers zoontje is geboren op 30 augustus 2015, is het belang bij een incidenteel verlof vervallen. De
kraamperiode is officieel voorbij. Er is geen bijzondere situatie aangetoond waaruit blijkt dat moeder en kind niet in staat zijn klager in de inrichting te bezoeken. Het verzoek tot incidenteel verlof is zeer laat verzonden door de inrichting. Uit de
bijlagen blijkt dat er op 20 augustus 2015 reeds adviezen zijn opgevraagd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Sittard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits het verlof plaatsvindt onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O).
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlof onder begeleiding.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van vier jaar, wegens onder meer gekwalificeerde vermogensdelicten. Deze uitspraak is nog niet onherroepelijk. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van negentig dagen te ondergaan,
alsmede vier dagen vervangende hechtenis op grond van de Lex Mulder en een gevangenisstraf van een jaar en vier maanden wegens uitstel dan wel afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans gesteld
op 12 augustus 2016.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor een kraambezoek aan zijn partner en pasgeboren zoon.

Uit artikel 26 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof voor een kraambezoek mogelijk is en dat dit kraambezoek behoudens medische complicaties binnen veertien dagen na de bevalling plaatsvindt.

Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat klager rondom de geboortedag van zijn zoontje, te weten 30 augustus 2015, heeft verzocht om incidenteel verlof voor een kraambezoek. Dit verzoek is pas op 15 oktober 2015 op het bureau
selectiefunctionarissen ontvangen en is afgewezen, omdat het belang van incidenteel verlof voor een kraambezoek inmiddels is vervallen. De beroepscommissie is van oordeel dat de late ontvangst van het verzoekschrift niet aan klager verweten kan worden
en derhalve niet voor zijn rekening en risico kan komen. Nu ook niet is gebleken dat de Staatssecretaris bij tijdige ontvangst van het verzoek daarop negatief zou hebben beslist, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren. Zij acht termen
aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 25,= toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 18 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven