nummer: 15/2380/GA en 15/2574/GA
betreft: [klager] datum: 14 december 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen,
en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager, zijn raadsman mr. A.P. Visser en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC.
Ter zitting van de beroepscommissie heeft klagers raadsman mondeling aangegeven dat klager zijn beroep intrekt.
De directeur heeft op 5 november 2015 een nadere reactie gestuurd. Klagers raadsman heeft op 18 november 2015 daarop gereageerd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager als structureel arbeidsongeschikte tijdens de arbeidsuren werd ingesloten.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van
€ 25,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het PPC is arbeid gericht op het doorbreken van patronen en op het bieden van afwisseling. Er is sprake van therapeutische arbeid, waarbij
hoedjes van papier worden gemaakt of beugels in elkaar worden gezet. Aan een productienorm hoeft niet te worden voldaan. De focus is gericht op kijken wat een gedetineerde wel kan, wat zijn beperkingen zijn en passende arbeid bieden. Er is sprake van
een individueel programma. Voor een zinvolle en gestructureerde dagbesteding word je niet arbeidsongeschikt verklaard. De status van arbeidsongeschiktheid die klager heeft gekregen in de buitensituatie is niet per definitie van toepassing in detentie.
Klager is afgekeurd voor productie en kostenbesparende arbeid. Hij werd arbeidsongeschikt bevonden wegens cardiale en longproblematiek. Hij is wel geschikt bevonden voor therapeutische arbeid. Alleen gedetineerden die door een psychische stoornis niet
kunnen werken, krijgen een alternatief programma aangeboden. Door krapte in de personele bezetting is het niet mogelijk op de leefafdeling aan gedetineerden die niet naar de arbeidszaal gaan een alternatief programma aan te bieden. Het alternatieve
programma kan er ook uit bestaan dat klager op de arbeidszaal zelf bepaalt waar hij zich mee bezig houdt, zolang hij niet storend aanwezig is. Het is een fout geweest van het personeel om gedetineerden eerder niet in te sluiten als ze niet deelnamen
aan
de arbeid. Bij ontdekking hiervan is dit teruggedraaid. Het nieuwe beleid is aan de gedetineerden uitgelegd. De directeur ontkent ten stelligste dat sprake is van chantage met betrekking tot het al dan niet intrekken van klaag- en beroepschriften.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is geen alternatief aangeboden. Voorts is het niet zonder meer toegestaan klager tijdens de arbeid in te sluiten. De directeur is tekort
geschoten in zijn zorgplicht. Er is sprake van kale insluiting vanwege personeelsgebrek. Klager is sinds 9 juli 2015 arbeidsongeschikt verklaard. Klager zit vanwege ernstige lichamelijke beperkingen regelmatig in een rolstoel en kan de fysieke
inspanning niet aan om naar de arbeid te gaan. Personeel om hem te brengen is er niet. Verwezen wordt naar RSJ 2 februari 2015, 14/3586/GA, waarin is bepaald dat gedetineerden in een regime van beperkte gemeenschap die structureel arbeidsongeschikt
zijn
niet mogen worden ingesloten tijdens de arbeid. Niet is gebleken dat slechts sprake is van therapeutische arbeid.
Klager voert aan dat hij gedurende het eerste jaar niet werd ingesloten maar op de afdeling mocht blijven en daar spelletjes mocht spelen. Sinds een paar maanden moet hij ineens achter de deur. Klager stelt dat hij wordt gechanteerd om zijn beroep in
te
trekken.
3. De beoordeling
Namens klager is aangevoerd dat hij per 9 juli 2015 in algemene zin arbeidsongeschikt is verklaard door een arts van het PPC. Door de directeur is aangevoerd dat klager arbeidsongeschikt is bevonden wegens cardiale en longproblematiek, maar dat klager
wel geschikt is om op therapeutische basis arbeid te verrichten. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat bij klager sprake is van arbeidsongeschiktheid.
Uit de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting maakt de beroepscommissie op dat gedetineerden die niet deelnemen aan de arbeid sinds enkele maanden worden ingesloten. Dit betreft ook klager. Aan hen wordt wel een alternatief aangeboden
inhoudende dat een gedetineerde op de arbeidszaal zelf mag bepalen waar hij zich mee bezig houdt. Er wordt geen alternatief programma op de afdeling aangeboden aan gedetineerden die niet naar de arbeidszaal gaan wegens krapte in de personele bezetting.
Uit de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat het uitgangspunt dient te zijn dat gedetineerden die structureel niet aan de arbeid kunnen deelnemen niet worden ingesloten. Naar het oordeel van de beroepscommissie geldt deze regel tevens
voor gedetineerden in een individueel regime. Juist in een individueel regime, waar de aandacht is gevestigd op de mogelijkheden en beperkingen van een gedetineerde en waar maatwerk wordt geboden, is insluiting gedurende de arbeidstijden niet
wenselijk.
De beroepscommissie merkt hierbij op dat de directeur in elk geval de inspanningsverplichting heeft gedetineerden die structureel niet aan arbeid kunnen deelnemen, niet alleen in staat te stellen zich gedurende de arbeidsuren buiten hun verblijfsruimte
op te houden maar ook om hun in deze periode zoveel mogelijk een vervangend programma aan te bieden anders dan dat zij zichzelf op de arbeidszaal moeten bezighouden. Dat de directeur daaraan niet heeft voldaan moet in het geval van klager als
onredelijk
en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, R. van Benthem en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 14 december 2015.
secretaris voorzitter