Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2636/JB, 30 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/2636/JB

Betreft: [klager] datum: 30 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Nitrauw, namens

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 17 juli 2015 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2015, gehouden in de rechtbank Midden- Nederland te Utrecht is gehoord de selectiefunctionaris [...] en [...], stagiaire van de Divisie Individuele Zaken van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Klager en zijn raadsman mr. B. Nitrauw hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar de kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie De Catamaran (hierna: De Catamaran) te Eindhoven afgewezen.

2. De feiten
Klager verbleef als voorlopig gehechte in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) locatie Den Hey-Acker te Breda. Op 25 maart 2015 is hij naar aanleiding van een geweldsincident overgeplaatst naar de j.j.i. locatie De Hartelborgt te Spijkenisse. Klager
is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 26 mei 2015 veroordeeld tot 15 maanden jeugddetentie en hem is de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd.
Op 9 juni 2015 heeft klager verzocht te worden overgeplaatst naar De Catamaran te Eindhoven.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
In de pro-justitia rapportages van 11 november 2014 concluderen de kinder- en jeugdpsychiater van der L. en de kinder- en jeugdpsycholoog M. dat klager in De Catamaran moet worden geplaatst in het kader van zijn p.i.j-maatregel. Hetzelfde advies wordt
op 14 november 2014 gegeven door de Raad van Kinderbescherming. Blijkens het vonnis heeft de rechtbank deze conclusies van de gedragsdeskundigen onderschreven. Het is dan ook niet begrijpelijk dat deze adviezen, zonder enige motivering, niet door de
selectiefunctionaris zijn opgevolgd. Alleen de directeur van de locatie Den Hey-Acker heeft opgemerkt dat aldaar de behandeling wel kan worden geboden. De beslissing van de selectiefunctionaris staat bovendien op gespannen voet met artikel 11, vijfde
lid, Bjj. Vanaf jonge leeftijd verblijft klager in verschillende instellingen over het hele land. Zijn enige familielid, zijn moeder, verblijft in Biezemortel, op 40 km afstand van De Catamaran, terwijl de afstand van Biezemortel naar De Hartelborgt
103
km is. De Catamaran is dichter in de buurt van de woonplaats van zijn moeder en klager heeft dus een dubbel belang bij zijn overplaatsing.

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De locatie Hartelborgt heeft aangegeven dat in de pro-justitia rapportage van de kinder- en jeugdpsychiater van der L. de doelen worden benoemd waarop de p.i.j.-behandeling zich zou moeten richten. Deze behandeldoelen zijn binnen een j.j.i. te
realiseren en er is geen reden voor behandeling in De Catamaran.
In de pro-justitia rapportage van de kinder- en jeugdpsycholoog M. wordt een meer individuele aanpak geadviseerd met de overweging tot plaatsing in De Catamaran. Tevens wordt echter overwogen klager op de langere termijn te plaatsen op de Individuele
Trajectafeling (ITA). Klagers moeder heeft daadwerkelijk de mogelijkheid om met een begeleider van de instelling waar zij verblijft op bezoek te komen en er hebben reeds bezoeken plaatsgevonden. Volgens de Hartelborgt heeft klager aangegeven niet per
se
overgeplaatst te willen worden naar De Catamaran, maar heeft hij verzocht om naar een andere reguliere langverblijfafdeling van De Hartelborgt te worden overgeplaatst. De Hartelborgt heeft hiermee niet ingestemd omdat er geen behandelinhoudelijke
verschillen zijn tussen deze afdelingen. Het idee is dat klager door zijn hechtingsproblematiek en verwaarlozing heel veel moeite heeft om zich ergens of aan iemand te binden en daardoor steeds naar een ander plek zou willen. Een overplaatsing houdt
dit
in stand en er is dan nauwelijks mogelijkheid om de behandeling goed vorm te geven. De behandeling binnen De Hartelborgt is gericht op deze problematiek en deze j.j.i kan de noodzakelijke behandeling bieden. Klager belt tweemaal per week met zijn
moeder
en zij komt maandelijks op bezoek.
Uitgangspunt bij het plaatsingsbeleid is plaatsing van een jeugdige in een j.j.i. Indien op basis van de gedragsrapportage wordt vermoed dat het aanbod van een j.j.i. onvoldoende passend is, kan overwogen worden om de jeugdige elders te plaatsen.
Klagers dossier bevat geen aanwijzingen voor psychiatrische problematiek die een plaatsing in De Catamaran noodzakelijk maakt. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

4. De beoordeling
Uit de eerdergenoemde pro-justitia rapportages van de kinder- en jeugdpsychiater van der L. en de kinder- en jeugdpsycholoog M. blijkt dat klager lijdt aan een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische en
antisociale
trekken, met als onderliggend substraat een hechtingsstoornis ten gevolge van pedagogische en affectieve verwaarlozing.
De kinder- en jeugdpsychiater heeft geadviseerd klager te plaatsen in De Catamaran te Eindhoven. De kinder- en jeugdpsycholoog heeft plaatsing in een inrichting die bekend is met ernstig gedragsgestoorde (16+) jongeren en een bedreigde
persoonlijkheidsontwikkeling geadviseerd en voorts opgemerkt dat daarbij De Catamaran te Eindhoven zou kunnen worden overwogen.
In het advies van de Raad voor de Kinderbescherming wordt gesteld dat bij klager een antisociale gedragsstoornis verminderd dient te worden en dat daarnaast sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Klager heeft een langdurige
residentiële behandeling nodig in een gedwongen kader. Geadviseerd wordt klager te plaatsen in een Forensische Jeugdpsychiatrische kliniek zoals De Catamaran te Eindoven. Voorts kan op termijn overwogen worden om klager te plaatsen op een Individuele
Traject Afdeling (ITA).

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in haar vonnis van 26 mei 2015 gesteld de conclusies van de gedragsdeskundigen, te weten oplegging van een onvoorwaardelijke p.i.j.-maatregel te onderschrijven.

Aan klager is- naast de straf van 15 maanden jeugddetentie- een onvoorwaardelijke p.i.j.-maatregel opgelegd.
De selectiefunctionaris heeft ingevolge artikel 77s, vijfde lid, Wetboek van Strafrecht bekeken of klager op basis van zijn problematiek in een j.j.i. geplaatst zou kunnen worden. Indien op basis van de gedragsrapportage wordt vermoed dat het aanbod
van
een j.j.i. onvoldoende passend is en voor een succesvolle behandeling specialistische expertise is vereist die binnen een j.j.i. niet geleverd kan worden, kan de selectiefunctionaris besluiten om de jeugdige elders te plaatsen. Klagers dossier bevat
geen aanwijzingen voor een daadwerkelijke psychiatrische problematiek die een plaatsing in een FPJK zou indiceren en noodzakelijk maken.
De Hartelborgt heeft op 19 augustus 2015 geadviseerd over klagers overplaatsingsverzoek. In eerdergenoemde pro-justitia rapportages worden de behandeldoelen genoemd waarop de p.i.j.-behandeling zich zou moeten richten. Deze behandeldoelen kunnen binnen
een j.j.i. worden gerealiseerd en er is geen reden om klager over te plaatsen naar De Catamaran. Op basis van het diagnostische beeld heeft De Hartelborgt de mogelijkheden om klager de behandeling te geven die past bij zijn problematiek. Gelet op het
voorgaande is de beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. Dr. F. Boer en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven