nummer: 15/2307/JA
betreft: [klager] datum: 10 december 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,
gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2015 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1997], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2015, gehouden in de rechtbank Midden- Nederland te Utrecht, zijn gehoord [...], algemeen directeur en [...], juridisch medewerkster, beiden verbonden aan de j.j.i. Teylingereind.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het zonder toestemming van klager contact opnemen met zijn moeder over de voorgenomen overboeking van € 190,00 van klagers rekening-courant naar de rekening van klagers moeder.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van
€ 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In februari 2015 heeft klager verzocht een bedrag van € 130,= over te maken naar een jongen buiten de instelling. De onduidelijke relatie van klager en deze jongen heeft geleid tot het vermoeden dat klager mogelijk wordt afgeperst. Klager heeft
hierover
op geen enkele wijze openheid van zaken willen geven. In april/mei 2015 heeft klager wederom verzocht een groot bedrag, € 190,= , naar zijn moeder over te maken voor de aanschaf van nieuwe kleren. De gedragswetenschapper heeft contact met klagers
moeder
opgenomen om haar te vragen of zij op de hoogte was van deze voorgenomen transactie. Klagers moeder was reeds door klager van de overboeking op de hoogte gesteld en zij heeft in dit gesprek aangegeven bij deze overboeking een “niet-pluis” gevoel te
hebben. De gedragswetenschapper heeft dit tegenover klagers moeder bevestigd. Hij heeft echter geen behandelinhoudelijke informatie verstrekt.
Er is hier geen sprake van een schending van klagers privacy nu het om informatie gaat die reeds bij klagers moeder bekend was. Ingevolge artikel 51, tweede lid Bjj heeft een jeugdige de beschikking over een rekening-courant bij de inrichting. Dit is
een aparte sub-rekening van de rekening van Teylingereind. Zodra een jeugdige verzoekt om een overboeking te doen zal de naam en het rekeningnummer van Teylingereind bij de
begunstigde bekend worden. Indien een jeugdige een overboeking wil laten doen moet hij een formulier invullen bij de teamleider. Aan de jeugdige wordt vervolgens medegedeeld dat verificatie zal plaatsvinden. De inrichting hanteert als regel dat bij
transacties boven de € 100,00 altijd eerst contact wordt opgenomen met de begunstigde rekeninghouder; anders wordt er geen geld overgeboekt. Deze regel is inmiddels schriftelijk vastgelegd. Klager heeft geweigerd openheid van zaken te geven over de
overboeking. .Het is onbekend of klager op de hoogte is gesteld dat met zijn moeder contact zou worden opgenomen.
Subsidiair wordt aangevoerd dat ingevolge artikel 4, derde lid sub c, Bjj de directeur verantwoordelijk is voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van een jeugdige.
Voorts heeft de directeur in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid een ruimere verantwoordelijkheid voor alle jeugdigen en medewerkers in de inrichting. In dit geval was het noodzakelijk dat met klagers moeder contact werd opgenomen.
Hierbij geldt het belang van klager zelf die mogelijk in een gevaarlijke situatie verkeert doordat hij wordt afgeperst en de gevolgen hiervan voor de orde en veiligheid in de inrichting alsmede het voorkomen van bezit van of handel in contrabande.
Verwezen wordt naar de uitspraken RSJ 3 augustus 2015, 15/1117/JA; RSJ 26 januari 2015, 14/4044/JA en RSJ 12 maart 2013, 12/3535/JA.
Het beheer van het geld van een jeugdige is onderdeel van de behandeling.
Indien het beroep ongegrond wordt verklaard dient de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming te worden herzien nu op geen enkele manier is gebleken dat klager schade heeft geleden.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Artikel 51 Bjj bepaalt, voor zover hier van belang, in het eerste lid dat het bezit van contant geld door de jeugdigen in de inrichting of een afdeling verboden is, tenzij in de huisregels anders is bepaald. Het tweede lid geeft aan dat in
inrichtingen
of afdelingen waar het bezit door de jeugdigen van contant geld verboden is, de jeugdige de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Het vierde lid bepaalt dat in de huisregels nadere regels kunnen worden gesteld omtrent het
gebruik van de rekening-courant. Deze regels kunnen een beperking inhouden van het bedrag waarover de jeugdige ten hoogste door middel van zijn rekening-courant mag beschikken. Uit de inlichtingen van de inrichting blijkt dat de jeugdige beschikt over
een aparte sub-rekening van de rekening van de inrichting. Bij een overboeking van de rekening-courant van een jeugdige worden derhalve de naam en het rekeningnummer van de inrichting bij de begunstigde bekend. Ter zitting heeft de directeur
medegedeeld dat de inrichting de regel hanteert dat bij transacties boven de € 100,00 altijd eerst contact wordt opgenomen met de begunstigde rekeninghouder en anders wordt er geen geld overgeboekt.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze regel niet in strijd is met artikel 51, vierde lid, Bjj. Nu bij de overboeking de naam en het rekeningnummer van de inrichting bij de begunstigde bekend worden is verificatie vooraf van het rekeningnummer bij
de begunstigde geen inbreuk op de privacy van de jeugdige. De jeugdige dient echter op de hoogte te worden gesteld dat contact wordt opgenomen met de begunstigde rekeninghouder en in het geval de jeugdige meerderjarig is dient vooraf diens toestemming
te worden gevraagd. Dit geldt ook voor contact met de ouders of verzorgers van een jeugdige. Zodra de jeugdige achttien jaar wordt eindigen de opvoedingstaak en het gezag van de ouders en is artikel 1:247 Burgerlijk wetboek (Bw) niet langer een
rechtvaardigingsgrond voor de inmenging in het recht op eerbiediging van het privé leven, zoals neergelegd in artikel 8, tweede lid, EVRM.
Klager is meerderjarig en hij heeft geweigerd openheid van zaken te geven over de overboeking van € 190,00 aan zijn moeder.
De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichting klager had moeten vragen of hij ermee instemde dat met zijn moeder contact zou worden opgenomen over de overboeking van € 190,00. Indien klager geen toestemming zou verlenen, dient de inrichting een
belangenafweging te maken of de transactie wel of niet uitgevoerd dient te worden maar mag de inrichting niet zonder toestemming van klager contact over de gewenste overboeking opnemen met een derde, in casu de moeder .
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep tegen de gegrondverklaring zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Uit artikel 73, zevende lid, Bjj blijkt dat indien de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, de beklagcommissie dan wel de voorzitter bepaalt of aan de klager enige tegemoetkoming geboden is. De beroepscommissie
acht geen termen aanwezig aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu klager geen rechtsgevolgen heeft ondervonden van het zonder toestemming van klager contact opnemen met zijn moeder. Het beroep zal dan ook in zoverre gegrond worden verklaard en
de beroepscommissie zal geen tegemoetkoming vaststellen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden. Zij verklaart het beroep gericht tegen de toegekende
tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. Mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. Dr. F. Boer en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 10 december 2015.
secretaris voorzitter