nummer: 15/2088/TA (weigering buitenlucht)
betreft: [klager] datum: 9 december 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2015 van de beklagcommissie bij de Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
Klagers raadsman mr. B.H.J. van Rhijn heeft desgevraagd telefonisch meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om klager op 14 en 15 april 2015 in de buitenlucht te laten verblijven.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager mocht alleen luchten op een balkonnetje op de derde etage van circa twee meter breed bij anderhalve à twee meter diep, waarop hij hooguit twee stappen kon doen. Hij mocht twee keer per dag luchten op dit balkonnetje. Dat hem, zoals door de
inrichting wordt gesteld, is aangeboden om in de binnentuin te luchten, klopt niet. Hij mag daar alleen naar toe als de pater hem bezoekt.
Van het horen van klager is verslag opgemaakt dat is toegestuurd aan het hoofd van de inrichting. De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verslag te reageren en daarbij de vraag te
beantwoorden of het juist is dat klager op 14 en 15 april 2015 enkel op het bovenbeschreven balkon heeft mogen luchten en niet in de binnentuin.
Op 24 november 2015 is een reactie van het hoofd van de inrichting ontvangen. Door het hoofd van de inrichting is het volgende aangevoerd.
Klagers stelling dat hij enkel op een balkonnetje op de derde etage van circa twee meter breed bij circa anderhalf à twee meter diep in de buitenlucht mocht verblijven, is niet juist. De locatie Gansstraat, waar klager op 14 en 15 april 2015 verbleef,
heeft geen balkons/balkonnetjes. Ook de stelling dat hem is aangeboden door de binnentuin te lopen, is onjuist. Voordat hij werd ingesloten, kon hij zich vrij begeven in de binnentuin. Op 15 april 2015 was klager afgezonderd. Hij is toen in de
gelegenheid gesteld om in de buitenlucht te verblijven op de binnenplaats. De binnenplaats voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 43, derde lid, van de Bvt.
3. De beoordeling
Uit de nadere reactie van het hoofd van de inrichting volgt dat klager zich op 14 en 15 april 2015 in de locatie Gansstraat bevond en dat het gebouw aan de Gansstraat geen balkons/balkonnetjes heeft. Tevens is aangegeven dat klager zich op 14 april
2015
vrij kon begeven in de binnentuin en dat hij op 15 april 2015 zich in afzondering bevond en in de gelegenheid is gesteld om te luchten op een binnenplaats die aan de wettelijke eisen voldeed.
De beroepscommissie acht, gelet op deze inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet aannemelijk geworden dat klager op 14 april en 15 april 2015 enkel op een klein balkon in de buitenlucht mocht verblijven.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat van de beklagcommissie. De beroepscommissie zal derhalve het beroep op dit punt ongegrond verklaren en de uitspraak in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op dit punt ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr.drs. L.C. Mulder en drs. W.A.T. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 december 2015.
secretaris voorzitter