Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2645/GA, 4 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2645/GA

betreft: [klager] datum: 4 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S.S. Overes, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 augustus 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2015, gehouden in de p.i. Almelo, zijn gehoord namens klagers raadsvrouw mr. D.L.A.M. Pluijmakers en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van acht dagen afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag is gericht tegen de ordemaatregel. Klager is op 24 juni 2015 overgeplaatst van de zeer beperkt beveiligde inrichting (zbbi) naar een huis
van bewaring (HvB) wegens alarmerende berichten over klager en een dag later is deze beslissing heroverwogen. Er wordt verwezen naar RSJ 27 augustus 2013, 13/1852/GB, waarin sprake was van een soortgelijke situatie, waar het beroep gegrond is verklaard
en een tegemoetkoming is toegekend. Het toegezegde verlof en het meedraaien met het dagprogramma heeft niet plaatsgevonden. Daarnaast heeft klager geen gelegenheid gehad om te telefoneren. Bovendien was zijn koelkast leeggehaald en waren zijn
boodschappen ontdooid. De directeur had zich van alle informatie rondom klager moeten vergewissen voordat hij de beslissing nam om klager over te plaatsen. Er was onvoldoende noodzaak om klager op 24 juni 2015 over te plaatsen, terwijl zijn casemanager
pas op 27 juni 2015 weer bereikbaar was.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is in juni 2015 gewaarschuwd wegens teveel medicatie in zijn verblijfsruimte. Hij nam medicatie mee die hij buiten de inrichting van zijn
psychiater kreeg, maar in de inrichting kreeg hij ook medicatie verstrekt van de medewerkers. Met klager was afgesproken dat hij alleen nog maar de medicatie mocht hebben die door de medewerkers werd verstrekt. Een paar weken later werd de directeur
door een wijkagent en door een hulpverlener ingelicht dat klager in medicatie zou handelen. Dit was voor de directeur voldoende aanleiding om klager over te plaatsen. Een paar dagen later kreeg de directeur informatie die betrekking had op klagers
gezin. Zo bleek dat klager zijn gezin draaiende houdt in het weekend. Deze informatie was niet eerder beschikbaar. Door de overplaatsing werd klager het weekendverlof ontnomen. Na beraad hierover is besloten om klager weer terug te plaatsen, maar er
was
niet direct plek. Dit was geen probleem voor klager en hij is ook gewoon op weekendverlof geweest.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beklag is gericht tegen de opgelegde ordemaatregel. De beslissing tot overplaatsing van de zbbi naar het HvB staat derhalve niet ter beoordeling.

Klager is van de zbbi van de p.i. Almelo op goede gronden overgeplaatst naar het HvB van voornoemde inrichting, dat een normaal beveiligingsniveau kent. Een paar dagen later is op grond van nieuwe informatie besloten klager weer terug te plaatsen naar
de zbbi, maar aangezien daar niet direct een plaats beschikbaar was, is voor het verblijf in het HvB aan klager een ordemaatregel van acht dagen afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel opgelegd. De beroepscommissie acht
voldoende aannemelijk dat klager daarbij niet werd afgezonderd, maar mocht meedraaien met het dagprogramma en met weekendverlof mocht. Gelet op bovenstaande acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur tot oplegging van de ordemaatregel niet
onredelijk of onbillijk. Zij zal het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 4 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven